Tegenwoordig heeft bijna iedereen een camera bij zich, ingebouwd in een smartphone. Hiermee worden vele foto’s gemaakt die vervolgens gemakkelijk online gedeeld kunnen worden. Digitalisering heeft onze relatie met fotografie veranderd. Vroeger nam men minder foto’s vanwege de kostbaarheid van film en werden de beelden  vaak afgedrukt. Het werden dus tastbare objecten: iets wat tegenwoordig veel minder wordt gedaan. Er worden echter wel veel meer foto’s gemaakt die vanwege het delen op sociale media een veel groter bereik hebben dan de selecte groep familie en vrienden die je vroeger jouw afgedrukte foto’s kon laten zien. Een specifieke categorie van deze stroom beelden is het zelfportret, oftewel de ‘selfie’ (woord van het jaar in 2013). Deze zijn tegenwoordig niet meer weg te denken uit de Facebook- of Instagramfeed, maar al in 1925 werd er een apparaat op de markt gebracht met als enige doel het maken van zelfportretten: het fotohokje.

 

Digitalisering heeft onze relatie met fotografie veranderd.

Iedereen kent ze. Ze zijn te vinden op het station, het vliegveld en op straat. Het afgesloten fotohokje nodigt uit om naar binnen te stappen en een portret te maken. Alleen of met meer om toch even te testen hoeveel mensen er in de kleine ruimte passen. Sinds de eerste volledig automatische fotohokjes in 1925 in New York werden geïntroduceerd heeft het fenomeen zich wereldwijd verspreid en zich verder ontwikkeld. Een van de belangrijkste kenmerken van het analoge fotohokje is het feit dat er van de geproduceerde foto’s geen negatieven bestaan: elk exemplaar is dus uniek. Daarnaast zijn de permanente locatie en het feit dat het fotohokje een afgesloten omgeving is in de openbare ruimte kenmerkend. Hoe verhoudt het fotohokje zich tot de concepten privé en publiek en welke invloed heeft de digitalisering van de foto-industrie daarop?

 

Een van de belangrijkste kenmerken van het analoge fotohokje is het feit dat er van de geproduceerde foto’s geen negatieven bestaan: elk exemplaar is dus uniek.

Privé en publiek

De tegenstelling privé en publiek is het gemakkelijkst uit te leggen door middel van een andere tegenstelling. Zoals John Thompson uiteenzet in The Media and Modernity kan de tegenstelling ook wel uitgelegd worden als de oppositie tussen ‘open en beschikbaar voor het publiek’ en ‘buiten het zicht geplaatst’. Jeff Weintraub beargumenteert iets soortgelijks in The Theory and Politics of the Public/Private Distinction: privé beschouwen we als verstopt of teruggetrokken en publiek als open en toegankelijk. Weintraub noemt dit ook wel het concept van ‘visibility’ oftewel ‘zichtbaarheid’.

 

Fotohokjes bevinden zich vaak op plekken die vrij toegankelijk zijn en waar veel mensen voorbij komen. Binnen in het fotohokje is de gefotografeerde echter afgeschermd van de ogen van nieuwsgierige omstanders. Wanneer we kijken naar het zichtbaarheidsargument van Thompson en Weintraub is het fotohokje dus een privéruimte die zich in de publieke ruimte bevindt. Wanneer zich echter nog niemand in het fotohokje bevindt en het gordijn nog niet gesloten is, is het fotohokje in principe onderdeel van de publieke ruimte: het is dan immers nog voor iedereen toegankelijk. Het fotohokje wordt dus pas een privéruimte wanneer iemand zich in de ruimte bevindt.

 

Een ander kenmerk van analoge fotohokjes-fotografie waarop het zichtbaarheidsprincipe van toepassing is, is de foto zelf. Er wordt gewerkt met stroken lichtgevoelig papier en zonder negatieven. Door deze techniek is de strip die uit het fotohokje komt een uniek exemplaar. Deze is dus alleen zichtbaar voor degene die het object in handen heeft en de mensen in zijn of haar directe omgeving. Hierdoor is het maken van een zelfportret in een analoog fotohokje een actie die je als privé kunt beschouwen. Dit is anders bij digitale fotohokjes. Net als bij een analoog fotohokje krijgt de gebruiker nog steeds een afdruk, maar de fotohokjes bieden tegenwoordig ook vaak de mogelijkheid om de gemaakte foto door te sturen naar een e-mailadres of op sociale media te delen. Door de directe verbinding met de buitenwereld vervaagt de grens tussen de binnen- en buitenwereld die bij de analoge hokjes juist sterk aanwezig is. Bovendien is het beeld niet meer uniek: de foto kan zichtbaar worden gemaakt voor een groter aantal mensen en is dan dus minder privé.

 

Het fotohokje wordt pas een privéruimte wanneer iemand zich in de ruimte bevindt.

Van Photo Booth tot Pocketbooth

In 2005 lanceerde Steve Jobs de applicatie Photo Booth op alle Apple-computers waarmee de gebruiker een digitaal zelfportret kan maken. Net als de naam van de applicatie refereert ook het icoon aan het klassieke fotohokje. Door de opkomst van de smartphone in de afgelopen tien jaar is het hier niet bij gebleven. Er zijn inmiddels veel meer apps op de markt die de kenmerken van het fotohokje als het ware imiteren. Dergelijke apps spelen in op een ontwikkeling die in 2009 al werd gesignaleerd door Amparo Lasén en Edgar Gómez-Cruz en die nog steeds voortduurt. Door de toename van digitale fotografie komt het steeds meer voor dat gebruikers de camera richten op zichzelf. Ook neemt het aantal dergelijke foto’s op het internet toe. Met deze apps, bijvoorbeeld Insta Booth en Pocketbooth, kun je foto’s maken, filters toevoegen en het resultaat online delen. Wat opvalt is de manier waarop de apps zichzelf tegelijkertijd willen vergelijken met en onderscheiden van het klassieke fotohokje. Pocketbooth adverteert bijvoorbeeld met de slogan: ‘Pocketbooth perfectly replicates the intimacy, spontaneity, and hilarity of a traditional photo booth, the world’s original selfie machine’ en biedt hiernaast een printservice aan. De fotostrips worden dan thuisgestuurd. Teksten als ‘The photo booth that fits in your pocket’ en ‘Now you can; anytime, anywhere – it’s right in your pocket’, geven juist aan dat de gebruiker niet meer vast zit aan één locatie om een foto te maken.

 

De invloed van digitalisering

Deze geëvolueerde vorm van het fotohokje verschilt dus op verschillende punten van het klassieke fotohokje. Het eerste punt heeft te maken met het beeld: dat is niet meer uniek maar kan worden bewerkt, gedupliceerd en gedeeld. Het tweede punt betreft de fysieke locatie en ruimte: daar is geen sprake meer van. Het poseren voor een zelfportret zoals in een fotohokje werd (en wordt) gedaan, gebeurt dus niet langer alleen in de privé-omgeving van het afgesloten fotohokje, maar is ook overal in de publieke ruimte mogelijk. Kunstenaars reflecteren op deze praktijk in hun werk. Willem Popelier gebruikte in zijn werk Showroom Girls zelfportretten (oftewel selfies) van twee vijftienjarige meisjes, die tijdens het poseren hun omgeving compleet vergeten lijken te zijn. Hij vond deze foto’s op de computer in een showroom.

 

Het beeld is niet meer uniek maar kan worden bewerkt, gedupliceerd en gedeeld. Ook is er geen sprake meer van verbondenheid aan een fysieke locatie.

 

Onder de invloed van digitalisering is het fotohokje een concept geworden dat verschillende vormen aan kan nemen: het is niet langer een ruimte die gerelateerd is aan een vaste, fysieke locatie. Als gevolg van het ‘openbreken’ van het fotohokje is de grens tussen privé en publiek verschoven met betrekking tot het maken van een foto. Wanneer je kijkt naar hoe mensen poseren, gedragen ze zich op eenzelfde manier in de publieke ruimte als ze zouden doen in een afgesloten fotohokje. Bovendien zijn de digitale hokjes en apps verbonden met het internet, wat in combinatie met sociale media maakt dat gebruikers hun beelden kunnen delen en dus de zichtbaarheid daarvan vergroten.

 

En voor iedereen die wel een beetje klaar is met al die zelfportretten: neem gerust een kijkje bij de anti-selfieclub voor een dosis verborgen hoofdjes.

 

Referenties

 

Lasén, A., Gómez-Cruz, E. “Digital Photography and Picture Sharing: redefining the public/private divide” in Knowledge, Technology and Policy. Vol. 22, No. 3, 2009. pp 205-215

 

Thompson, J. B. The Media and Modernity. A Social Theory of the Media. Oxford and Cambridge, Polity Press: 1995

 

 

Weintraub, J. “The Theory and Politics of the Public/Private Distinction.” Weintraub, J. Kumar K. (eds.) Public and Private in Thought and Practice. Perspectives on a Grand Dichotomy.Chicago and London, The University of Chicago Press: 1997

 

 

Fotocredit: Thomas Hawk, CClicense. Bron: Flickr.

Hannah Hagen

Hannah volgde een BA Algemene Cultuurwetenschappen aan de UvA en studeerde daarna af aan de MA Film and Photographic Studies aan de Universiteit Leiden. Ze is geïnteresseerd in verschillende presentatievormen van (bewegend) beeld.