Hoe het gaat? ‘Druk!’ is vaak het antwoord. Stress is voor veel jongeren onderdeel van het dagelijks leven en soms komt hier nog een portie ellende bovenop. Terwijl de ene persoon zich hier makkelijk doorheen slaat, wordt het de ander allemaal te veel. Welke rol speelt variatie in hersenstructuur hierbij?
 
Veel Nederlandse jongeren kampen tegenwoordig met stress, burn-out en depressie. In onze samenleving groeit het besef dat meer en meer jongeren grote druk ervaren en dat dit een negatieve invloed kan hebben op de mentale gezondheid. Psychische problematiek onder jongeren is ook steeds vaker in het nieuws. Uit onderzoek onder het EenVandaag jongerenpanel in 2018 bleek dat drie op de tien jongeren (leeftijd tussen 16 en 34 jaar) in de twee jaar ervoor depressieve gevoelens hadden.[1] Volgens dit onderzoek hebben deze gevoelens een grote impact op het dagelijks leven: veel van deze jongeren hebben moeite om van het leven te genieten, ervaren dagelijks ernstige neerslachtigheid, voelen zich eenzaam, hebben slaapproblemen en hebben suïcidale gedachten.[1] Een groot deel van deze jongeren schaamt zich bovendien om over deze gevoelens te praten.
 
Begin 2018 lanceerde de overheid al een campagne om depressie bespreekbaar te maken.[2][3] Ook werd besloten een grootschalig onderzoek te starten naar de mentale gezondheid onder Nederlandse jongeren, waarover het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) in mei dit jaar een onderzoeksrapport publiceerde.[4] Hierin wordt beschreven dat psychische problemen onder jongeren zijn toegenomen, waardoor tegenwoordig ongeveer 10 tot 15 procent van de jongeren hiermee te maken heeft. Depressie komt in verhouding het meest voor in de leeftijdscategorie van 18 tot 24 jaar, aangezien een op de vijftien jongeren in deze leeftijdscategorie voldeed aan de criteria voor een depressieve stoornis.[5]
 
Hoe komt het dat de mentale gezondheid van jongeren onder druk staat in onze samenleving? En waarom komen sommige jongeren terecht in een depressie, terwijl anderen veerkrachtiger zijn? Kunnen we jongeren die een vergrote kans hebben op depressie identificeren en ondersteunen, zodat zij niet depressief worden?

 

Depressie onder jongeren is niet alleen een probleem in de Nederlandse samenleving.

 
Obstakels in het brein
Ook internationaal onderzoek suggereert dat jongeren relatief kwetsbaar zijn voor psychische aandoeningen, waaronder depressie.[5][6] Depressie onder jongeren is dus niet alleen een probleem in de Nederlandse samenleving. Wat maakt dat specifiek jongeren gevoeliger zijn voor het ontwikkelen van een depressie?
 
Mogelijk speelt hierbij de structuur van de hersenen een rol. Het is al lang bekend dat het brein van jongeren nog in ontwikkeling is, gemiddeld totdat de leeftijd van vijfentwintig jaar is bereikt.[7] Deze hersenontwikkeling gaat onder andere gepaard met toenemende cognitieve capaciteiten.[8][9] Zo neemt het risicogedrag in jongeren af naarmate de prefrontale cortex zich verder ontwikkelt, omdat ze dan beter de consequenties van hun acties kunnen inschatten en hun gedrag beter kunnen controleren.[10]
 
Juist omdat deze hersenontwikkeling zo belangrijk is, kunnen obstakels in het brein mogelijk verklaren waarom jongeren kwetsbaarder zijn voor depressie. In het onderzoek voor mijn masterscriptie keek ik daarom naar het tempo van de structurele ontwikkeling van het jongerenbrein. Wanneer de structurele ontwikkeling van de hersenen langzamer of sneller verloopt dan gewoonlijk zorgt dit mogelijk voor een biologische onbalans, wat de kwetsbaarheid voor een stemmingsstoornis zou kunnen vergroten.
 
Echte leeftijd versus ‘breinleeftijd’
Ik vroeg me dus af of het tempo van structurele ontwikkeling in het jongerenbrein gerelateerd is aan de ontwikkeling van een stemmingsstoornis, zoals depressie. Om deze vraag te kunnen beantwoorden, gebruikte ik gegevens van een studie waarbij ruim tweehonderd gezonde jongeren voor maximaal zes jaar werden gevolgd om te kijken of ze een stemmingsstoornis zouden ervaren.[11] De helft van deze jongeren had een direct familielid met bipolaire stoornis[*] en daardoor, erfelijk gezien, een verhoogd risico op een stemmingsstoornis.
 
Als onderdeel van de studie waren de deelnemers ook twee keer in de MRI-scanner geweest voor een structurele hersenscan (voor een “foto” van het brein), één keer aan het begin van de studie en nog een keer twee jaar later. Voor mijn onderzoek paste ik machine learning toe op deze hersenscans door een computeralgoritme te laten zoeken naar een patroon in de gegevens. Zodra een algoritme een patroon heeft geleerd, creëert het een model, wat dan weer kan worden toegepast op nieuwe gegevens. Voor mijn masterscriptie leerde het algoritme de relatie tussen leeftijd en de globale structuur van het brein. Zo kon ik voor iedere deelnemer de ‘breinleeftijd’ schatten, voor beide meetpunten in het onderzoek. Vervolgens vergeleek ik deze ‘breinleeftijd’ met de echte leeftijd van de deelnemer, en dit liet zien hoe het brein zich in elke persoon ontwikkelde.
 
Uit de analyse van dit verschil tussen ‘breinleeftijd’ en echte leeftijd bleek dat jongeren die zowel een erfelijk risico op het krijgen van een stemmingsstoornis hadden en daadwerkelijk een stemmingsstoornis kregen, een tragere structurele ontwikkeling van het brein hadden dan jongeren met of zonder erfelijk risico die mentaal gezond bleven.
 
Dus de oorzaak van depressie ligt in het brein?
Een langzamere ontwikkeling van het brein lijkt dus in verband te staan met het ontstaan van een stemmingsstoornis bij jongeren met een erfelijk risico. Deze bevinding geeft een eerste aanwijzing dat een vertraging van globale structurele veranderingen in de hersenen van jongeren zou kunnen bijdragen aan kwetsbaarheid voor depressie. Om deze reden zijn dergelijke onderzoeksresultaten belangrijk voor het beter begrijpen van het ontstaan van stemmingsstoornissen in jongeren.
 
Betekent dit dat het straks mogelijk is om op basis van een structurele hersenscan te voorspellen of een jongere in de toekomst te maken krijgt met een depressie? Bij het bekijken van de persoonlijke ontwikkelingstrajecten viel het op dat er binnen alle groepen grote individuele verschillen waren. Het verschil dat op groepsniveau gevonden werd, geeft dus geen goede voorspelling op individueel niveau. Hierdoor is het erg onwaarschijnlijk dat strak op basis van alleen een hersenscan te zeggen is wie psychische problemen gaat ervaren.

 

Op dit moment is het nog voor een groot deel onduidelijk welke factoren precies een rol spelen bij stemmingsstoornissen.

 

De echte oorzaak van depressie
Waarvoor kunnen deze onderzoeksresultaten dan wel worden gebruikt? Om deze vraag te kunnen beantwoorden is het belangrijk om veel breder te kijken dan ons brein, of zelfs het menselijk lichaam. Uit onderzoek blijkt namelijk dat psychische stoornissen extreem complex zijn. Ze ontstaan waarschijnlijk door de interactie van vele factoren, waaronder bijvoorbeeld stress uit de omgeving, persoonlijkheid, de manier van omgang met problemen (ook wel coping genoemd), de beschikbaarheid van een sociaal netwerk, genetische aanleg en andere biologische factoren, zoals de structuur van je brein. Dit wordt het biopsychosociaal model genoemd[12] en kan verklaren waarom sommige jongeren te maken krijgen met depressie, terwijl anderen veerkracht tonen bij tegenslagen. Op dit moment is het nog voor een groot deel onduidelijk welke factoren precies een rol spelen bij stemmingsstoornissen en hoe deze met elkaar in verband staan. Daarom proberen onderzoekers in kaart te brengen welke risicofactoren de kwetsbaarheid voor psychische stoornissen zoals depressie vergroten, maar ook welke factoren juist zorgen voor veerkracht.
 
Door meer onderzoek te doen hopen onderzoekers in de toekomst het ontstaan van aandoeningen zoals depressie beter te begrijpen. Hierbij is het vooral belangrijk om onderzoek te doen waarbij gezonde jongeren voor meerdere jaren worden gevolgd om te kijken of ze een psychische stoornis ontwikkelen of mentaal gezond blijven. Dit type onderzoek maakt het namelijk mogelijk om factoren aan te wijzen die voorafgaan aan de problematiek. Dit in tegenstelling tot studies waarbij deelnemers al een diagnose hebben en het vaak onmogelijk is om na te gaan of een factor oorzaak of gevolg is.
 
In de toekomst kunnen hopelijk wel persoonlijke voorspellingen worden gedaan door alle factoren van het biopsychosociale model van depressie mee te wegen. Preventieve ondersteuning zou dan kunnen helpen om het aantal risicofactoren te verminderen en de veerkracht te vergroten, bijvoorbeeld door de jongere manieren van coping aan te leren en door te helpen om het sociale netwerk van de jongere uit te bereiden.
 
Redacteur: Stephanie Bosschaert
 

Noot

[*] Een stemmingsstoornis die meestal naast depressieve episoden ook manische episoden (periodes van extase of overmoed) bevat.

Referenties

[1] EenVandaag AvroTros. “Drie op de tien jongeren voelen zich depressief.” (7 april 2018) https://eenvandaag.avrotros.nl/panels/opiniepanel/alle-uitslagen/item/drie-op-de-tien-jongeren-voelen-zich-depressief/
[2] Nu.nl. “Overheid start campagne om depressie bespreekbaar te maken.” (9 januari 2018) https://www.nu.nl/lifestyle/5079605/overheid-start-campagne-depressie-bespreekbaar-maken.html
[3] Rijksoverheid.nl. “‘Hey! Het is oké’ campagne maakt depressie bespreekbaar.” (9 januari 2018) https://www.rijksoverheid.nl/actueel/nieuws/2018/01/09/%E2%80%98hey-het-is-oke%E2%80%99-campagne-maakt-depressie-bespreekbaar
[4] RIVM, Trimbos-instituut, Amsterdam UMC. “Mentale gezondheid van jongeren: enkele cijfers en ervaringen.” (2019) https://www.rivm.nl/sites/default/files/2019-05/011281_120429_RIVM%20Brochure%20Mentale%20Gezondheid_V7_TG.pdf
[5] Andersen, S.L. “Trajectories of brain development: Point of vulnerability or window of opportunity?” Neuroscience Biobehavioral Reviews 27 (2003), p. 3–18.
[6] Dahl, R.E. “Adolescent brain development: A period of vulnerabilities and opportunities.” Ann. N. Y. Acad. Sci. 1021 (2004), p. 1–22.
[7] Tamnes, C.K., Østby, Y., Fjell, A. M., Westlye, L. T., Due-Tønnessen, P. & Walhovd, K. B. “Cerebral Cortex.” 20.3 (2010), p. 534-548.
[8] Giorgio, A., Watkins, K.E., Chadwick, M., James, S., Winmill, L., Douaud, G., et al. “Longitudinal changes in grey and white matter during adolescence.” Neuroimage 49 (2010), p. 94–103.
[9]
[10] Steinberg, L. “Risk Taking in Adolescence: New Perspectives From Brain and Behavioral Science.” Current Directions in Psychological Science 16.2 (2007), p. 55-59.
[11] Whalley, H.C., Sussmann, J.E., Romaniuk, L., Stewart, T., Kielty, S., Lawrie, S.M., et al. “Dysfunction of emotional brain systems in individuals at high risk of mood disorder with depression and predictive features prior to illness.” Psychol. Med. 45 (2015), p. 1207–1218.
[12] Wade, D. T. & Halligan, P. W. “The biopsychosocial model of illness: a model whose time has come.” Clinical Rehabilitation, 31.8 (2017), p. 99-1004.

Laura de Nooij

Laura de Nooij (1994) works as a researcher at the Division of Psychiatry at the University of Edinburgh, where she investigates depression using big data. Following this master thesis project (conducted in Edinburgh under supervision of Dr Heather Whalley) she graduated in 2018 from the Research Master’s program Psychology at the University of Amsterdam. A manuscript about this research is currently being evaluated for publication in a scientific journal. Laura is mainly interested in the biological processes causing psychiatric disorders and how we can tailor treatment to the individual.