“Eight hugs a day, and the world will be a better place.” Volgens Paul Zak, beter bekend als ‘Doctor Love’, zorgt de in deze zin aangedragen handeling voor een sterkere connectie tussen mensen. Het biologische fundament voor deze veronderstelling komt vanuit de toename van oxytocine in het brein, die door de knuffel wordt geïnduceerd. Oxytocine is een neuropeptide die ook wel wordt gepresenteerd als het knuffelhormoon, liefdeshormoon of enige andere benaming waarin een koppeling tussen een zoetsappige term en het woordje ‘hormoon’ wordt gemaakt. Binnen de maatschappij heerst het idee dat toename in oxytocine resulteert in pro-sociaal menselijk gedrag dat zich onder andere uit in het hebben van meer vertrouwen in andere mensen, een verhoogd gevoel voor moraliteit en zelfs een vergroot seksueel orgasme.
Oxytocine wordt dikwijls gepresenteerd als dé oplossing voor grote en kleine conflicten.
Vanwege deze pro-sociale impuls wordt oxytocine vandaag de dag op een hoog voetstuk geplaatst binnen de wetenschap, de ‘pseudo-wetenschap’ en de maatschappij in het algemeen. Zo is de hoeveelheid onderzoek die ernaar wordt gedaan in de laatste jaren exponentieel gestegen. De voornaamste focus ligt daarbij op positieve gevolgen van oxytocine-toediening op menselijk gedrag. Hiertoe behoort bijvoorbeeld een experiment met mannen die sociale connecties ontwijken uit angst voor verraad.[1] Het onderzoek toonde aan dat mannen na toediening van oxytocine meer vertrouwen in andere mensen tonen en met hen ook sneller een samenwerking aangaan. Met dergelijke resultaten reisden personages zoals ‘Doctor Love’ vervolgens de gehele wereld over om oxytocine in TED Talks en andere conferenties aan te prijzen en om mensen mede te delen dat een betere wereld slechts één neuropeptide van ons vandaan is. Oxytocine is zodoende min of meer gepresenteerd als een toekomstbieder voor de algehele mensheid. Meer oxytocine betekent immers meer pro-sociaal gedrag en is zo ook de oplossing voor grote en kleine conflicten. De vraag is echter of deze lofprijzing wel helemaal terecht is.
Onderzoek heeft namelijk aangetoond dat oxytocine niet alleen pro-sociaal, maar ook anti-sociaal gedrag aanscherpt. Zo is er ontdekt dat oxytocine ook versterkend werkt bij zaken zoals agressie en etnocentrisme.[2] Dit laatste houdt in dat mensen meer gericht zijn op hun eigen sociale groep en dat zij leden van deze groep prefereren boven leden van andere sociale groepen. Toediening van oxytocine scherpt dit gedrag aan, resulterend in een vergrote individuele tendens om je eigen groep af te zetten tegen andere sociale groepen en diens ‘toebehorenden’. Het moge duidelijk zijn dat oxytocine niet zo liefdadig is als in grote mate beweerd wordt. Bovendien valt een een groot aantal wereldlijke conflicten waarbij botsingen tussen verschillende groepen zijn, dus al buiten de zogenaamde oxytocine-behandeling.
Om deze reden richt de huidige onderzoekstrend zich op een meer algemeen en dieper liggend mechanisme waar oxytocine zijn invloed op uitoefent. Het gaat om een mechanisme dat onderliggend is aan een breed scala aan toenaderingsgerichte gedragingen. Hierbinnen kunnen zowel de pro- als anti-sociale reacties op oxytocine worden verklaard, want zowel vertrouwen als agressie hebben te maken met het zoeken van toenadering tot andere mensen. Ook etnocentrisme kan daardoor worden geduid, aangezien het ertoe leidt dat leden van dezelfde sociale groep meer naar elkaar toe trekken. Zo is er gedacht dat deze effecten met een reductie van angst, geïnduceerd door oxytocine, te maken zouden kunnen hebben. In een verscheidenheid aan onderzoeken is namelijk naar voren gekomen dat de amygdala, een gebied in het brein dat gelinkt is aan de regulatie van angst, minder activatie toont op relevante momenten na de toediening van oxytocine.[3] Vanaf hier is één plus één twee: minder activatie van de amygdala, betekent minder angst en zo ook meer toenadering tot andere personen, zowel op vertrouwelijke als op agressieve wijze. Er zijn echter ook resultaten gevonden die dit juist volledig tegenspreken.[4] Zodoende is het wetenschappers (nog) niet gelukt om met fundamenteel neurologisch bewijs vast te stellen of dit de juiste uit een kleine poel aan verklarende kandidaten is.[5]
De maatschappij lijkt niet te accepteren dat oxytocine helemaal niet zo een goeddoende neuropeptide is als dat men in eerste instantie dacht.
Wie het woord ‘oxytocine’ googelt, ziet aan de vijf voornaamste hits wel dat deze negativiteits- en algemeniteitsnuances zijn doorgedrongen tot op de digitale voorgrond. Het beeld over oxytocine als mogelijke wereldverbeteraar heeft daarentegen nog altijd niet zijn plaats binnen de maatschappij verloren. Het lijkt wel alsof het gewoonweg niet geaccepteerd wil worden dat oxytocine helemaal niet zo’n goeddoende neuropeptide is zoals in eerste instantie gedacht. Maar waarom? Komt deze tendens vanuit het gezegde ‘hoop doet leven’ waarbij geloven in een knuffelhormoon eigenlijk een wanstaltige poging is tot een toekomst waarin de wereld bestaat uit één grote groep knuffelende mensen?
Of is het gewoonweg een foutief beeld dat maar moeilijk uitgewist kan worden, zoals zogeheten false positives ook maar moeilijk uitgewist kunnen worden binnen de wereld der ‘statistiekelingen’?[6] En wat maakt het dat een ander hormoon genaamd vasopressine, gelinkt aan agressie, veel minder aandacht krijg terwijl het minstens zo relevant is voor onze kennis over menselijke connecties?
Kortom, de nuance dringt steeds verder voort tot mens en maatschappij, maar de ware balans in de kijk op oxytocine is nog niet gevonden. Dit toont in feite de maakbaarheid van de maatschappelijke visie aan: het publiek lijkt blind te zijn geworden voor negatieve informatie en heeft onwelwillendheid om afstand te doen van een positief beeld. Moge het in de toekomst hopelijk duidelijk worden dat discussies over oxytocine als oplossing voor wereldconflicten hun einde nog niet hebben gekend.
Referenties
[1] De Dreu, C. K., “Oxytocin modulates the link between adult attachment and cooperation through reduced betrayal aversion,” Psychoneuroendocrinology 37, no. 7 (2012): 871-880.
[2] Bartz, J. A., Zaki, J., Bolger, N., & Ochsner, K. N., “Social effects of oxytocin in humans: context and person matter,” Trends in cognitive sciences 15, no. 7 (2011): 301-309.
[3] Bethlehem, R. A., van Honk, J., Auyeung, B., & Baron-Cohen, S., “Oxytocin, brain physiology, and functional connectivity: a review of intranasal oxytocin fMRI studies,” Psychoneuroendocrinology 38, no. 7 (2013): 962-974.
[4] Lischke, A., Gamer, M., Berger, C., Grossmann, A., Hauenstein, K., Heinrichs, M., … & Domes, G., “Oxytocin increases amygdala reactivity to threatening scenes in female,” Psychoneuroendocrinology 37, no. 9 (2012): 1431-1438.
[5] Bethlehem, R. A., Baron-Cohen, S., van Honk, J., Auyeung, B., & Bos, P. A., “The oxytocin paradox,” Frontiers in Behavioral Neuroscience 8, no. 48 (2014).
[6] Bennett, C. M., Wolford, G. L., & Miller, M. B., “The principled control of false positives in neuroimaging,” Social cognitive and affective neuroscience, 4, no. 4 (2009): 417-422.
Bakermans-Kranenburg, M. J., & van IJzendoorn, M. H., “A sociability gene? Meta-analysis of oxytocin receptor genotype effects in humans,” Psychiatric genetics 24, no. 2 (2014): 45-51.
Churchland, P. S., & Winkielman, P., “Modulating social behavior with oxytocin: how does it work? What does it mean?,” Hormones and behavior 61, no. 3 (2012): 392-399.
De Dreu, C. K., Greer, L. L., Van Kleef, G. A., Shalvi, S., & Handgraaf, M. J., “Oxytocin promotes human ethnocentrism,” Proceedings of the National Academy of Sciences 108, no. 4 (2011): 1262-1266.
Gorka, S. M., Fitzgerald, D. A., Labuschagne, I., Hosanagar, A., Wood, A. G., Nathan, P. J., & Phan, K. L., “Oxytocin Modulation of amygdala functional connectivity to fearful faces in generalized social anxiety disorder,” Neuropsychopharmacology, 40, no. 2 (2015): 278-286.
Kanat, M., Heinrichs, M., & Domes, G., “Oxytocin and the social brain: Neural mechanisms and perspectives in human research,” Brain research 1580 (2014): 160-171.
Met dank aan de docenten en college’s onderliggend aan de minor Social Neuroscience van de Universiteit Utrecht
Reacties