Op 4 oktober 1957 luisterden miljoenen Amerikanen angstig naar een vreemd gepiep op hun radio’s. Het was het signaal van de Spoetnik, ’s werelds eerste kunstmatige satelliet, die zojuist door de Sovjet-Unie was gelanceerd.[1] Spoetnik kondigde een nieuw tijdperk aan, waarin Sovjetraketten de Verenigde Staten vanuit de ruimte in de as konden leggen.[2] Het was daarom aan de Amerikaanse luchtmacht om te bedenken hoe Amerika vanuit de ruimte moest worden beschermd. Maar hoe vecht je eigenlijk in de ruimte? Niemand was er ooit geweest en het was dus gissen hoe oorlogsvoering er zou werken. Als antwoord kwam de luchtmacht met de strategie van Ruimtesuperioriteit.
Ruimtesuperioriteit was erop gericht om vanuit de ruimte ongehinderd de Sovjet-Unie te kunnen bespioneren en bombarderen. Om dit voor elkaar te krijgen kwam de luchtmacht met plannen die tegenwoordig ronduit absurd lijken. Plannen als het plaatsen van nucleaire bommenwerpers in een baan rond de aarde, het lanceren van vloten ruimtejagers en het bouwen van een maanbasis zijn ideeën die je eerder in een sciencefictionfilm verwacht dan als serieuze voorstellen van de Amerikaanse luchtmacht. Toch waren dit precies het soort oplossingen waar de luchtmacht tussen 1957 en 1963 voor pleitte.[3] De ruimtevaartstrategie van de luchtmacht kwam namelijk voort uit de ervaringen met de strijd in de lucht tijdens de wereldoorlogen. Tijdens deze conflicten speelden bommenwerpers en jagers een beslissende rol.
Uiteindelijk kwam er weinig terecht van de ambitieuze plannen van de luchtmacht omdat oorlog in de ruimte toch te veel verschilde van traditionele oorlogsvoering in de lucht. Desalniettemin schuilt er een verrassend scherpe analyse achter het idee van ruimtesuperioriteit. Die is vandaag de dag relevanter dan ooit, mede door de ambitieuze ruimteplannen van de huidige Amerikaanse president Donald Trump voor een “Space Force”.[4]
De wereldoorlogen als grote voorbeeld
Om te bedenken hoe oorlog in de ruimte zou werken, keek de luchtmacht naar de ontwikkeling van de strijd in de lucht tijdens de Eerste Wereldoorlog. In de eerste paar weken van dat conflict lieten de piloten van verkenningsvliegtuigen elkaar nog met rust. Maar toen duidelijk werd hoe belangrijk de informatie van deze verkenners was, werd alles uit de kast getrokken om de vliegtuigen neer te schieten.[5] In eerste instantie kregen piloten pistolen om op elkaar te schieten, maar al snel werden gespecialiseerde jachtvliegtuigen ontwikkeld om verkenners neer te halen. Om de oorlog te winnen werd het essentieel om het luchtruim vrijelijk te kunnen gebruiken om te verkennen en te bombarderen. Dit werd luchtsuperioriteit genoemd en vormde de basis voor het idee van ruimtesuperioriteit.[6]
Om luchtsuperioriteit te bemachtigen waren volgens de luchtmacht drie eigenschappen van vliegtuigen van belang. In de eerste plaats moesten vliegtuigen zo snel mogelijk zijn, wat belangrijk was om luchtgevechten te winnen. Ten tweede moesten vliegtuigen zo hoog mogelijk vliegen, wat hielp tegen luchtafweer en spionage vanuit de lucht gemakkelijker maakte. Ten slotte moesten vliegtuigen zo ver mogelijk kunnen vliegen, waardoor de vijand nergens meer veilig was.[7]
Waar superioriteit in de lucht beslissend was tijdens de eerste twee wereldoorlogen, zou volgens de luchtmacht superioriteit in de ruimte de uitkomst van de derde bepalen.
De oorlog om de ruimte
Na de Tweede Wereldoorlog liepen de Amerikanen echter tegen een probleem aan. Doordat het altijd al erg lastig was om te spioneren in de gesloten samenleving van de Sovjet-Unie, waren de Amerikanen afhankelijk van spionagevliegtuigen om informatie over hun tegenstander te verzamelen. Hoewel deze vliegtuigen op een hoogte van tientallen kilometers vlogen, werd er in 1960 toch een Amerikaans spionagetoestel neergeschoten. Het luchtafweer van de Sovjets was inmiddels zo sterk, dat spionagevluchten simpelweg te gevaarlijk waren geworden.[8] Hier boden satellieten uitkomst, omdat die zo hoog en snel vlogen dat ze veilig de Sovjet-Unie konden bespioneren.[9]
Toch vreesde de Amerikaanse luchtmacht dat zelfs de spionagesatellieten niet voor altijd veilig zouden zijn. De leiding van de luchtmacht zag namelijk dat verkenners tijdens de Eerste Wereldoorlog zo belangrijk waren, dat de oorlogvoerende landen er alles aan deden om ze neer te schieten. Daarom gingen ze ervanuit dat in de ruimte hetzelfde ging gebeuren. De Amerikaanse spionagesatellieten zouden zo essentieel worden dat de Sovjet-Unie al snel gespecialiseerde ruimteschepen zou gaan bouwen om ze te vernietigen.[10] De luchtmacht begon daarom vrijwel direct na de lancering van Spoetnik met het ontwerpen van een ruimtejager om de eigen satellieten, en uiteindelijk ook ruimtebommenwerpers en maanbasissen, te beschermen. Waar superioriteit in de lucht beslissend was tijdens de eerste twee wereldoorlogen, zou volgens de luchtmacht superioriteit in de ruimte de uitkomst van de derde bepalen.[11]
Fatale ruimtestrategie
Uiteindelijk kwam er weinig terecht van de ambitieuze plannen van de luchtmacht. Eén voor één werden de ruimteprogramma’s geannuleerd.[12] Er zat namelijk een fatale fout in de ruimtestrategie van de Amerikaanse luchtmacht. De meeste luchtmachtgeneraals zagen ruimteschepen als de ultieme ontwikkeling van de vliegtuigen waarin zij zelf hadden gevlogen. Hun ervaring als piloten boven Duitsland en Japan tijdens de Tweede Wereldoorlog had veel invloed op de manier waarop ze zich de strijd in de ruimte voorstelden. Volgens hen zouden ruimteschepen met een snelheid van 28.000 kilometer per uur en op een hoogte van honderden kilometers vliegen, met een bereik dat enkel werd beperkt door het uithoudingsvermogen van de piloot.[13] Net als binnen de atmosfeer zouden, naast de vaardigheden van de piloot, deze factoren bepalen wie zou winnen in de ruimte. [14]
Het probleem was echter dat de ruimte een heel andere plek is dan het luchtruim. Ruimteschepen waren geen geëvolueerde vliegtuigen en het had daarom geen zin om ze te ontwerpen aan de hand van specificaties die voor vliegtuigen waren bedoeld. Ruimteschepen waren bijvoorbeeld gebonden aan specifieke banen rond de aarde, waardoor ze niet de vrijheid hadden om te manoeuvreren zoals vliegtuigen binnen de atmosfeer dat kunnen. Bovendien waren onbemande satellieten een stuk praktischer dan bemande ruimteschepen en bleken ballistische raketten met kernkoppen veel goedkoper te zijn dan nucleair bewapende ruimtebommenwerpers.[15]
Bovenal zaten de politieke elites van de Sovjet-Unie en de Verenigde Staten helemaal niet te wachten op een peperdure kosmische wapenwedloop. De supermachten zagen de ruimterace veel liever als een vreedzame competitie om de superioriteit van hun ideologieën aan te tonen. Ze sloten daarom in 1967 een verdrag dat kernwapens in de ruimte verbood en heldere regels voorschreef voor hoe landen met elkaar om moeten gaan in de ruimte.[16] Spionagesatellieten werden vanaf dat moment wel gedoogd, omdat ze erg nuttig bleken te zijn om te verifiëren of alle afspraken die de supermachten met elkaar maakten wel werden nageleefd.[17]
Heimelijk zijn de Verenigde Staten, China en Rusland al jaren bezig met het ontwikkelen van onbemande ruimteschepen om vijandelijke satellieten te vernietigen.
Hoe moet het wel?
Toch is het niet terecht om de hele ruimtestrategie van de Amerikaanse luchtmacht als pure fantasie af te doen. Ondanks alle verschillen tussen de verkenningsvliegtuigen uit de Eerste Wereldoorlog en de spionagesatellieten van nu, gaat de vergelijking wel degelijk op. Satellieten zijn inmiddels zo belangrijk geworden, dat een volgende confrontatie tussen grootmachten mogelijk inderdaad buiten de atmosfeer beslist zal worden. Waar de verkenningsvliegtuigen uit de Eerste Wereldoorlog vooral werden gebruikt om foto’s van het slagveld te maken, kunnen moderne spionagesatellieten nog veel meer. Met behulp van radar, infrarood en het onderscheppen van radiosignalen hebben landen tegenwoordig meer middelen dan ooit om elkaar vanuit de ruimte in de gaten te houden.[18] Daarnaast zijn satellieten cruciaal geworden voor communicatie, navigatie en de geleiding van wapens.
Veel landen hebben daarom al raketten ontwikkeld die vanaf schepen of vliegtuigen worden gelanceerd om satellieten kapot te schieten. Om zo’n raket te testen schoot India in april 2019 nog een eigen satelliet, die kapot was gegaan, op deze manier neer. Deze aanpak heeft echter een groot nadeel: de Indiase lancering zorgde voor heel veel ruimteafval, waarvan NASA waarschuwde dat het een gevaar vormt voor het ISS.[19] Wanneer tijdens een groot conflict satellieten massaal kapot worden geschoten, zal dat dus voor miljarden stukken ruimteafval zorgen, die een enorm gevaar vormen voor andere satellieten. In de praktijk zal dit betekenen dat niemand de ruimte nog kan gebruiken.
Heimelijk zijn de Verenigde Staten, China en Rusland dan ook al jaren bezig met het ontwikkelen van onbemande ruimteschepen om vijandelijke satellieten te vernietigen.[20] Het gaat hierbij niet meer om de veredelde straaljagers die die de Amerikaanse luchtmacht in de jaren vijftig de ruimte in wilde schieten, maar juist om satellieten die heel goed zijn afgestemd op de mogelijkheden en beperkingen van de ruimte.[4] Elk van deze landen werkt bijvoorbeeld al jaren aan satellieten die officieel bedoeld zijn om kapotte satellieten op te ruimen door die naar een lagere baan te slepen waar ze uiteindelijk zullen opbranden in de atmosfeer. In werkelijkheid kunnen deze satellieten echter net zo goed worden gebruikt om vijandelijke satellieten neer te laten storten. Bovendien is het bijzonder moeilijk om dit soort satellieten te reguleren, omdat ze officieel alleen voor civiele doeleinden worden gebruikt.[21]
Uiteindelijk lijkt de Amerikaanse luchtmacht ten tijde van de Koude Oorlog heel goed door te hebben gehad waarom de ruimte in de toekomst een cruciaal strijdtoneel gaat worden. Door naar de ervaringen van verkenners tijdens de Eerste Wereldoorlog te kijken, begrepen ze dat spionagesatellieten bepalend zouden zijn in een confrontatie met de Sovjets. Het was ze in hun tijd alleen nog niet duidelijk hoe de strijd in de ruimte er precies uit gaat zien.
Redacteur: Stephanie Bosschaert
Referenties
[2] Gaddis, John Lewis. The Cold War: A New History. London: Penguin Books 2005, p. 34-38.
[3] Pyle, Rod. Amazing Stories of the Space Age. New York: Prometheus Books 2017, p. 7
[4] Weisgerber, Marcus. “As the US Air Force Turns Its Focus to Space, This Small Team Could Lead the Way.” Defenseone. http://www.defenseone.com/business/2017/11/us-air-force-turns-its-focus-space-small-team-could-lead-way/142656/
[5] Department of the Air Force, USAF Historical Division. The Air Force in Space, Fiscal Year 1962. Carl Berger. Washington D.C. 1966, p. 7. https://apps.dtic.mil/docs/citations/ADA606606.
[6] Hays, Peter L. Struggling Towards Space Doctrine: U.S. Military Space Plans, Programs and Perspectives During the Cold War. Washington D.C.: Defense Technical Information Center 1994, p. 121.
[7] Thomas D. White, Thomas D. “Space Control and National Security.” Air Force Magazine 41.4 (april 1958), p. 81.
[8] Thomas D. White, Thomas D. “Space Control and National Security.” Air Force Magazine 41.4 (april 1958), p. 159.
[9] Walker, James A., Lewis Bernstein & Sharon Lang, Seize the High Ground: The Army in Space and Missile Defense. Washington D.C.: Center of Military History 2003, p. 20.
[10] Power, Thomas S. “A Look into SAC’s Future.” Air Force Magazine 41.6 (juni 1958), p. 123.
[11] Department of the Air Force, USAF Historical Division. Threshold of space: The Air Force in the National Space Program, 1945-1959. Lee Bowen. Washington D.C. 1960, p. 22, https://apps.dtic.mil/dtic/tr/fulltext/u2/a606603.pdf.
[12] Spires, David. Beyond Horizons: A Half Century of Air Force Space Leadership. Washington D.C.: United States Government Printing Office 1998, p. 108.
[13] Hays, Peter L. Struggling Towards Space Doctrine: U.S. Military Space Plans, Programs and Perspectives During the Cold War. Washington D.C.: Defense Technical Information Center 1994, p. 148-149.
[14] Briggs, James E. “The Academy in the Aerospace Age.” Air Force Magazine 42.6 (juni 1959), p. 44-45.
[15] Spires, David. Beyond Horizons: A Half Century of Air Force Space Leadership. Washington D.C.: United States Government Printing Office 1998, p. 111.
[16] Kalic, Sean N. US Presidents and the Militarization of Space, 1946–1967. Houston: Texas A&M University Press 2012, p. 2-4.
[17] Caldicott, Helen & Craig Eisendrath. War in Heaven: The Arms Race in Outer Space. New York: The New Press 2007, p. 4-6.
[18] Lutes, Charles D. Toward a Theory of Spacepower. Washington D.C.: National Defense University 2011, p. 99-101.
[19] Salazar, Doris Elin. “These Simulations Reveal What Happened During India’s Anti-Satellite Missile Test.” Space.com. https://www.space.com/india-anti-satellite-missile-test-agi-simulations.html
[20] Lutes, Charles D. Toward a Theory of Spacepower. Washington D.C.: National Defense University 2011, p. 100-101.
[21] Caldicott, Helen & Craig Eisendrath. War in Heaven: The Arms Race in Outer Space. New York: The New Press 2007, p. 7.
Afbeeldingen
Omslagfoto: De X-20 Dyna-Soar, een prototype voor de ruimtejager. https://commons.wikimedia.org/wiki/File:NASA_Color_Dyna_Soar.jpg
Afbeelding 1: Een bommenwerper die werd gebruikt tijdens de Tweede Wereldoorlog. https://pixabay.com/nl/photos/bommenwerper-oorlog-vliegtuigen-429985/
Afbeelding 2: Een ander ontwerp voor de X-20 Dyna-Soar. https://commons.wikimedia.org/wiki/File:Dyna-Soar_on_Titan_booster.jpg
Reacties