Op de ochtend van 10 november 1918 kwam de gevluchte Wilhelm II aan bij de Nederlandse grenspost Eijsden. ’s Avonds kreeg hij van het kabinet te horen dat hij tijdelijk op een landgoed in Amerongen kon verblijven. Achttien maanden later werd hij verplaatst naar een huis in Doorn, waar hij tot zijn dood in 1941 zou blijven.

 

Ondertussen legde de Grote Vier (de Verenigde Staten, Frankrijk, Italië, en Groot-Brittannië) in Artikel 227 van het Verdrag van Versailles vast dat Wilhelm II vervolgd zou moeten worden wegens “supreme offence against international morality and the sanctity of treaties”. De geallieerden wisten echter niet goed hoe ze dit nu verder moesten aanpakken: er bestond nog geen internationaal gerechtshof, Artikel 227 was vaag, en er waren geen wetten of procedures die toepasbaar waren. Het was nog maar de vraag of de ex-keizer überhaupt vervolgd zou worden.

 

De ‘keizer-kwestie’ is vandaag de dag in vergetelheid geraakt en wordt vaak maar kort genoemd in de geschiedenisboeken. Dit terwijl men zou verwachten dat Wilhelm II, de keizer van het Duitse Rijk, zou worden aangewezen als de schuldige van de catastrofe die zich vier lange jaren voortsleepte. Het is uitermate interessant dat er blijkbaar één figuur was die zich er, kostte wat het kost, wel voor inzette om de keizer te zien hangen.

 

 

Lloyd George en de Britse verkiezingen: “Hang the Kaiser!”

 

Slechts drie dagen nadat de Wapenstilstand was getekend, op 11 november 1918, start een nieuwe verkiezingscampagne in Groot-Brittannië. In het begin van zijn campagne bepleit Lloyd George nog een milde en vergevingsgezinde houding tegenover de voormalige vijand. De pers drukt echter in hoofdletters koppen op de voorpagina zoals “the Huns Must Pay” en eist wraak en herstelbetalingen. Het lot van de ex-keizer wordt onderworpen aan maatschappelijk debat. De Britten maken Wilhelm II uit voor bombastisch, autocratisch en arrogant. Uiteindelijk geeft Lloyd George toe aan de aanhoudende druk van de pers en het electoraat, nadat hij meerdere malen uitgejoeld is tijdens speeches en boze brieven heeft ontvangen. In een verklaring betuigt hij: “The Kaiser must be prosecuted. (…). The men responsible for this outrage on the human race must not be let off because their heads were crowned when they perpetrated the deed.” (In: Northern Territory Times and Gazette. 19/07/1919) Zijn vergevingsgezinde houding wordt vervangen door fanatieke speeches en campagneposters die proclameerden “Hang the Kaiser”.

 

In zijn memoires vertelt Lloyd George dat in twee vergaderingen van het Brits Oorlogskabinet, op 20 en 28 november, voor het eerst de ‘keizer-kwestie’ werd besproken. Gedurende deze twee vergaderingen zet Lord Curzon (secretaris-generaal van het Ministerie van Buitenlandse Zaken) uiteen dat hij en de Franse premier Clemenceau van mening zijn dat de keizer schuldig is aan oorlogsmisdaden. Lloyd George is het volledig eens met Curzon; er moet een proces tegen Wilhelm II worden aangespannen. In zijn memoires beweert Lloyd George enerzijds dat hij verantwoordelijkheid voelde in de hele affaire, anderzijds geeft hij toe dat de aankomende verkiezingen ook een rol speelden.

 

In de maanden daarna verkondigt Lloyd George in fervente speeches dat de keizer zou worden vervolgd. Er zijn echter enkele problemen. Allereerst is het voor koning George V een pijnlijke zaak, aangezien Wilhelm II zijn neef is. De koning is woest wanneer hij hoort dat Lloyd George in het parlement heeft beloofd alles te doen om uitlevering van de keizer waar te maken. Het wordt nog pijnlijker voor George V, als Lloyd George zelfs suggereert om de rechtszaak in Engeland te laten plaatsvinden. Ten tweede kan het War Cabinet het niet eens worden over de precieze aanklacht die zou worden ingediend tegen Wilhelm II, tot men uitkomt op twee misdaden: de schending van Belgische neutraliteit en de onbeperkte duikbotenoorlog. Tot slot zijn de Britse politici niet eensgezind. Enkelen, zoals Winston Churchill en Bonar Law (belangrijke conservatieven), beschuldigen Lloyd George ervan de kwestie te gebruiken om kiezers binnen te halen en zij zijn van mening dat retributie de wederopbouw van Europa belemmert.

 

 

De Kwestie Raakt op de Achtergrond

 

Desalniettemin is Lloyd George, in het begin van 1919, niet geheel onredelijk en absoluut niet wraakzuchtig. Hij gelooft dat het Verdrag van Versailles weliswaar streng kan zijn, zolang het maar rechtvaardig is. Echter, gedurende het jaar, terwijl verschillende groepen hem tegenwerken of gewoonweg niet meer geïnteresseerd zijn, volhardt hij. Nederland bespeurt besluiteloosheid van de geallieerden, die nog steeds geen concreet plan hebben hoe men de keizer zou vervolgen als hij eenmaal uitgeleverd is en observeert ook wrijvingen bij de Britse politici onderling. Nederland heeft zodoende geen enkele intentie om de keizer uit te leveren aan Groot-Brittannië.

 

Lloyd George, echter, is nog lang niet bereid om toe te geven. Hij waarschuwt Nederland voor het directe gevaar dat de ex-keizer vormt voor Europa als hij zo dicht bij de Duitse grens woont en vergelijkt hem meerdere malen met Napoleon. Wanneer de Kapp Putch (een staatsgreep om het regime van de Weimar Republiek omver te werpen) plaatsvindt in Berlijn op 12 maart 1920, denkt Lloyd George – geheel onjuist – dat deze gefinancierd is door Wilhelm II. Hij dreigt tot economische en politieke sancties over te gaan als Nederland zijn verzoek niet inwilligt. Er wordt kort geopperd om Wilhelm II onder te brengen in een van de Nederlandse koloniën, maar dat voorstel wordt al snel terzijde geschoven. Uiteindelijk bloedt de kwestie dood: Nederland geeft niet toe en er is niks dat daartegen gedaan wordt. Sir R. Graham, een Britse diplomaat in Den Haag, stelt dat de missie van het begin af aan gedoemd was te mislukken en noemt het “a first class funeral”.

 

 

Economische Politiek of Trots?

 

Lloyd George stond dus alleen in zijn paranoia en hardnekkige pogingen om de Duitse keizer Wilhelm II voor de rechter te slepen. In binnen- en buitenland was verder niemand meer geïnteresseerd in het lot van een oude, teloorgegane ex-keizer. Historici kunnen het niet helemaal eens worden waarom Lloyd George zo volhardend was. Enkelen beargumenteren dat hij de keizer-kwestie gebruikte om herkozen te worden. Toen hij inderdaad weer tot minister-president was verkozen, voelde hij zich verplicht om zijn beloftes te vervullen. Wat waarschijnlijk echter de belangrijkste reden was, en daarin ben ik het eens met historicus Sally Marks, is dat Lloyd George het eigenlijk niet eens was met de herstelbetalingen die Duitsland waren opgelegd na de Eerste Wereldoorlog. Deze zouden Duitsland volledig te gronde richten. Vervolging van de Keizer in Artikel 227 kon hij volledig steunen. Op die manier kwam hij niet zwak en toegeeflijk over, en hoefde hij tegelijkertijd de Duitse economie niet te ruïneren. Een economisch en politiek sterk Duitsland was belangrijk omdat het dan tegengewicht kon bieden tegen Frankrijk, op dat moment de sterkste macht op het Europees continent. Engeland vond een balans van machten zeer belangrijk. Tot slot denk ik dat ook zijn trots een grote rol speelde. Hij was gefrustreerd dat Nederland, een kleine en onbeduidende speler op het wereldtoneel, Groot-Brittannië, de grote supermacht die de Eerste Wereldoorlog had gewonnen, tegenwerkte. Het was moeilijk voor hem om te erkennen dat hij deze slag toch echt verloren had.

 

Referenties

 

Primaire bronnen

 

 

Documents on British Foreign Policy. Series 1, Vol. 2, 7, 9. http://dbpo.chadwyck.com/ Web.

 

Lloyd George, D. The Truth About the Peace Treaties. London: Victor Gollancz, ltd., 1938. Print.

 

Lloyd George in House of Commons. 16/04/1919. Hansard, vol. 114, c2950. Web. Accessed 2 December 2014

 

Article 227. The Peace Treaty of Versailles. 28/06/1919. Web. World War I Document Archive. Accessed 2 December 2014.

 

“Punish the Kaiser.” Northern Territory Times and Gazette . 19/07/1919: 4. Web. Accessed 26 Nov 2014.

 

“The Prime Minister, speaking at Newcastle on Friday week, defended”. The Spectator. 07/12/1918. Web. Accessed 26 Nov. 2014.

 

 

Secundaire bronnen

 

Ashton, N. J., Hellema, D.A,. “Hanging The Kaiser: Anglo-Dutch Relations And The Fate Of Wilhelm II, 1918-20.” Diplomacy & Statecraft 11.2 (2000): Pp. 53 – 78. Academic Search Premier. Web. Accessed 14 Nov. 2014.

 

Kampmark, B. “Sacred Sovereigns And Punishable War Crimes: The Ambivalence Of The Wilson Administration Towards A Trial Of Kaiser Wilhelm II.” Australian Journal Of Politics & History 53.4 (2007): Pp. 519-537. Academic Search Premier. Web. Accessed 14 Nov. 2014.

 

Lentin, A. Guilt at Versailles: Lloyd George and the pre-history of appeasement. London: Methuen, 1985. Print.

 

Marks, S. “ “My Name is Ozymandias”: The Kaiser in Exile”. Central European History 16.2 (1983): Pp.122 – 171. Academic Search Premier. Web. Accessed 14 Nov. 2014.

 

Sharp, A. David Lloyd George : Great Britain. London: Haus, 2008. Print.

 

Thomson, M. David Lloyd George: The Official Biography. London: Hutchinson & Co, ltd., 1948. Print.

 

Van der Kiste, J. Kaiser Wilhelm II: Germany’s Last Emperor. Stroud: The History Press, 2013. EBook.

 

Walworth, A. Wilson and his peacemakers : American diplomacy at the Paris Peace Conference, 1919. New York: Norton, 1986. Print.

Eva Nivard

Geschiedenis, lezen, en schrijven behoren tot Eva’s grootste passies. Het zal dan ook niet verrassen dat zij papers schrijven, hoewel moeilijk en uitdagend, erg interessant vindt. Eva is tweedejaars student Geschiedenis met een major in Humanities op University College Utrecht, waar ze cursussen in geschiedenis, literatuur, film, en postcolonial studies volgt. Ze interesseert zich voor uiteenlopende onderwerpen, zoals gothic novels, racisme in de Verenigde Staten en Groot-Brittannië in de 20e eeuw. Dit artikel is gebaseerd op een essay voor de cursus “The Rise and Fall of Great Powers in the Modern World”.