De globalisering kent winnaars en verliezers. Aan de ene kant zijn er de kosmopolieten, die zich overal ter wereld thuis voelen, en aan de andere kant staan de lokalen, de nieuwe onderklasse. Aan deze dichotomie hebben twee ontwikkelingen bijgedragen. Ten eerste de economische mondialisering en liberalisering, die in hoog tempo plaats vond, vooral na de val van het communisme. Grenzen vielen weg, arbeiders in Aziatische lagelonenlanden namen de productie over. Migranten bevolkten de onderkant van de dienstensector en Oost-Europese vakmensen de bouw. De laag- en middelbaar opgeleide lokalen werden inwisselbaar, waardoor ze er steeds minder toe deden. Hun inkomens bleven de laatste drie decennia sterk achter.[1]

“Om verdere polarisatie te voorkomen is overeenstemming nodig, op z’n minst over de fundamentele waarden van onze samenleving.”

Een tweede ontwikkeling die dit nog heeft versterkt, is het identiteitsverlies dat vooral de lokalen ondervonden. De kosmopolieten kregen er de hele wereld bij, dankzij internet, budgetflights en door hun werk. Zij werden onderdeel van wat de Spaanse filosoof Manuel Castells de ‘space of flows’ noemt: de flows tussen de internationale centra van de globale economie en cultuur. Denk bijvoorbeeld aan het drukke vliegverkeer, aan flitskapitaal, aan de uitwisseling van kunst en cultuur. De veelal hoogopgeleide kosmopolieten waren door hun mondiale instelling in staat hun leven en identiteit vorm te geven; de veelal lager opgeleide lokalen lukte dit in een snel veranderende wereld veel minder goed.[2] Als gevolg van die ontwikkelingen zagen ze hun belangen niet langer gediend door de politieke en bestuurlijke elite. Het verlies van sociale status en identiteit manifesteerde zich bij hen in verongelijktheid en boosheid gericht tegen de elite. Zij waren de verliezers van de globalisering.
 
Doordat de politiek en de bestuurlijke elite zich gelegitimeerd weet door de meerderheid van de kosmopolitische hoogopgeleiden, kan zij zich vrijwel ongehinderd richten op mondiale uitdagingen en uitbouw van het Europese project. Daarmee is zij niet alleen ver verwijderd van de lager opgeleiden, maar ook van diegenen die het Europese project ten onder zien gaan aan de expansiedrift van de EU. Dit zijn de contouren van een veranderende samenleving waarover ik me grote zorgen maak. Over het democratische tekort, waardoor de verliezers buiten de macht worden gehouden, over een afnemende wederzijdse tolerantie, over het verdwijnen van solidariteit en vertrouwen in de politiek. Om verdere polarisatie te voorkomen is overeenstemming nodig, op z’n minst over de fundamentele waarden van onze samenleving. We moeten het eens worden over de ontegenzeglijke waarde van onze democratische rechtsstaat en onze welvaartsstaat, maar ook van de autonomie van de staat, zodat burgers voldoende greep houden op haar bestuur. Daarnaast is consensus over de toegankelijkheid van de staat en haar voorzieningen van belang. Maar om tot enige overeenstemming te kunnen komen, is een fundamenteel debat nodig tussen partijen over waarden en de fundamentele benadering van politieke doelen, dat mede de politieke agenda zou moeten bepalen.
 
Toegankelijkheid en uitsluiting te midden van wederzijdse verkettering
De Duitse filosoof Jurgen Habermas biedt een blauwdruk voor de aanpak van een fundamenteel debat: de theorie van ‘communicatief handelen’.[3] Het gaat daarbij om het sociale handelingsaspect van communicatie, van taal, om in een debat tot argumentatieve overeenstemming te komen. Habermas geeft daarvoor de voorwaarden en mogelijkheden. Hij ontwikkelde zijn theorie van communicatief handelen na de Tweede Wereldoorlog omdat hij bevreesd was voor een opnieuw oplevend fascisme en een afglijden van de democratie.
Hoewel de tegenwoordige gewoonte om online bedreigingen te uiten, naast het demoniseren en het uiten van beschuldigingen je anders zou doen geloven, stelt Habermas dat mensen van nature gemotiveerd zijn om naar overeenstemming te streven. Dit is immers precies wat taal doet: mensen verenigen . Mensen streven naar een gedeeld begrip over talige boodschappen, zodat ze in staat zijn elkaar te begrijpen.

“De mogelijkheid van zo’n machtsvrije discussie is waarschijnlijk echter een illusie.”

Maar er zijn meer voorwaarden voor een debat en deelname daaraan. Deze liggen in drie ‘werkelijkheidsdomeinen’: de waarheid van uitspraken, de morele juistheid daarvan en de waarachtigheid van de deelnemers. Waarheid is hierin de meest controversiële claim. Wanneer ben je gerechtvaardigd om iets als waarheid te poneren? Je zou kunnen zeggen dat wetenschappelijk bewijs hiervoor de basis vormt. Anderen zouden misschien stellen dat er sprake is van waarheid als het door iedereen intuïtief als waarheid gezien wordt of als het van een gezaghebbende bron komt. Maar welke bronnen zijn de laatste decennia nog voor iedereen gezaghebbend? Habermas wijst erop dat, voor een gefundeerde overeenstemming over waarheidsclaims, de bekritiseerbaarheid van ‘interpretatiekaders’ of ‘wereldbeelden’ nodig is. Hiervoor is een machtsvrije en dus symmetrische discussie vereist. Alle betrokkenen moeten een gelijke kans hebben hun opvattingen en kritiek te uiten. De mogelijkheid van zo’n machtsvrije discussie is waarschijnlijk echter een illusie. Niet alleen de discussie zelf verloopt in de praktijk asymmetrisch doordat de gevestigde orde een overmacht aan deskundigen naar voren schuift, maar zij bepaalt tevens wie wel of niet acceptabel is als deelnemer . Uitsluiting van deelnemers vindt dan plaats door hun integriteit te betwisten. Bij Habermas’ voorwaarden gaat het echter om morele juistheid van uitspraken die in het debat worden gedaan en de waarachtigheid waarmee ze worden gedaan, en worden er geen deelnemers vooraf uitgesloten.
 
Machtsevenwicht tussen deelnemers als voorwaarde
Als machtsvrijheid in een discussie niet realistisch is, is er nog een andere optie: een machtsevenwicht tussen de deelnemers, een equilibrium van machtsinvloeden. Zolang bij de elite de angst domineert voor een machtsgreep van wat hiervoor de ‘lokalen’ werden genoemd, onder leiding van een sterke leider, zoals in de VS onder Donald Trump, zal de elite haar gelederen gesloten houden. Maar als blijkt dat de instituties, zoals de uitvoerende staatsorganen en de rechterlijke macht, de macht van de leider voldoende kunnen inperken om het invoeren van rampzalige maatregelen te voorkomen of sterk af te zwakken, zal de angst afnemen. Dan kan er wellicht ruimte komen voor machtsdeling in discussies, ook binnen elite zelf. En is er misschien een rationeel, moreel verantwoord en intentioneel zuiver debat mogelijk over lastige, controversiële, maar fundamentele vraagstukken. Hierin ondervragen de deelnemers elkaar kritisch over hun interpretatiekaders, voor zover die een gedeelde basis van fundamentele waarden in de weg staan. Het debat vindt plaats binnen de ruimte van wat wel wordt aangeduid als het ‘sociaal contract’. In dit contract zijn alle geschreven en ongeschreven regels vastgelegd die in de samenleving overeengekomen zijn over rechten en plichten van haar leden. Het sociaal contract staat zowel voor datgene wat de samenleving bindt, als voor het compromis tussen de diversiteit van opvattingen in de samenleving. Burgers komen overeen zich te houden aan de uit het contract voortvloeiende morele en politieke verplichtingen. Zij dienen zich te houden aan de grondwet en de wet- en regelgeving, aan de democratische verplichtingen, aan het betalen van belasting en aan de normen voor sociale omgang met anderen. De invloedrijke Amerikaanse filosoof John Rawls heeft aangegeven hoe zo’n sociaal contract gedacht kan worden tot stand gekomen te zijn, namelijk door onpartijdige vertegenwoordigers van de samenleving.[4] Zij stellen zich voor vooraf niet te weten wat hun positie in de maatschappij zal zijn. Ze oordelen ‘achter een sluier van onwetendheid’, waardoor ze niet weten of ze later rijk of arm zullen zijn, afhankelijk van een uitkering, geprivilegieerd of gediscrimineerd.

“Culturele identiteit is immers nauw verbonden met de menselijke waardigheid; het heeft te maken met iemands wortels en de manier van denken, voelen en doen.”

 
Sociaal contract als bemiddeling tussen extremen
Een van de vraagstukken die de samenleving fundamenteel verdeelt en waarover een debat erg moeilijk te voeren is, is de toegankelijkheid van de staat voor migranten. De Canadese filosoof Joseph Heath onderscheidt in de integratiediscussie twee lijnrecht tegenover elkaar staande denkrichtingen die we aantreffen bij de kosmopolieten respectievelijk de lokalen: het multiculturalisme en het communitarisme.[5] De multiculturalisten stellen verder geen specifieke eisen aan migranten, terwijl de communitaristen willen dat migranten assimileren. Toch onderschrijven beide kampen de algemene geldigheid van de rechtstaat. Heath zegt over de toetreding van migranten het volgende. Je kunt op twee manieren toetreden tot de staat : onvrijwillig door geboorte of vrijwillig door migratie. Als je onvrijwillig bent toegetreden, kan de naleving van het sociaal contract slechts geëist worden indien het voldoet aan strenge eisen van rechtvaardigheid en redelijkheid, je hebt immers niet kunnen kiezen. Dat voorbehoud geldt echter niet voor vrijwillige toetreders, zoals migranten. Vluchtelingen hebben vaak niet voor een bepaalde staat gekozen, maar hun verblijf is in principe tijdelijk. Tweedegeneratiemigranten hebben ook niet vrijwillig voor een staat gekozen, voor hen geldt hetzelfde als voor autochtone kinderen: zij kunnen deelnemen aan het politieke besluitvormingsproces, dat het sociaal contract voortdurend aanpast aan de tijd. Vrijwillige toetreding houdt echter geen plicht in om te assimileren in de dominante cultuur van de staat. Dat zou onredelijk sterk in strijd zijn met het persoonlijke belang en welbevinden van de migrant. Culturele identiteit is immers nauw verbonden met de menselijke waardigheid; het heeft te maken met iemands wortels en de manier van denken, voelen en doen. Mensenrechtenhoogleraar Yvonne Donders maakt daarbij een onderscheid tussen de culturele identiteit van het individu en die van de groep. Zij wijst een groepsrecht af, omdat dit individuen opnieuw kan opsluiten in een culturele identiteit die ze afwijzen.[6]
 
Terugkerend naar Habermas moet een debat – een permanent debat – over fundamentele waarden plaatsvinden tussen deelnemers die bereid zijn naar elkaar te luisteren. Dan hebben we het over deelnemers die elkaar niet voortdurend de maat nemen en elkaars integriteit betwisten wanneer dat voor het debat helemaal niet nodig is. Het kan daarbij ook nodig zijn om debatten buiten de openbaarheid met alle partijen goed voor te bereiden. In elk geval gaat het om debatten waarbij de zoektocht naar gedeelde fundamentele waarden centraal staat, waarbij meedoen belangrijker is dan winnen.
 
Redacteur: Thom Hamer
 

Referenties

 
[1] Milanovic, Branko, ‘Wereldwijde Ongelijkheid’, 2016, Unieboek / Het Spectrum, Houten, 2017
[2] Castells, Manuel, ’Power of Identity’, 1997, Volume II uit de trilogie ‘The Information Age: Economy, Society, and Culture’, Wiley-Blackwell, West Sussex, 2010
[3] Habermas, J., ‘Theorie des kommunikativen Handelns’, Band I : Handlungsrationalität und gesellschaftliche Rationalisierung, 1981, Frankfurt, 1985-3
[4] Rawls, J., ‘A Theory of Justice’, Cambridge, Mass., Harvard University Press, 1971
[5] Heath, Joseph, ‘Immigration, Multiculturalism, and the social contract’, Canadian Journal of Law and Jurisprudence, Vol.X, No.2, July 1997, http://homes.chass.utoronto.ca/~jheath/multiculturalism.pdf
[6] Donders, Yvonne M., ‘Towards a Right to Cultural Identity?’, School of Human Rights Research Series No. 15, Intersentia/Hart, Antwerp/Oxford/ New York, 2002

Peter Reek

Peter Reek werd gevormd door het activisme van zestiger en zeventiger jaren, Hippie, Dolle Mina, Club van Rome, CPN, 4/5 mei- en Antiracisme comités. Hij koos voor het vak van zijn grootvader en kwam als technisch-commercieel ingenieur terecht in de mondiale wereld van de telecomnetwerken, moest door zijn leeftijd stoppen en besloot zijn ooit afgebroken studie filosofie weer op te pakken.
Het viel hem op dat de sympathie onder intellectuelen voor de arbeidersklasse plaats heeft gemaakt voor sympathie voor de nieuwe Nederlanders. De opvolgers van de vroegere arbeidersklasse zijn uit de gratie door hun scepsis over Europa en de in hun ogen te weinig gereguleerde migratie. Zijn bachelorscriptie gaat over de verliezers van de globalisering en de noodzaak van een politieke dialoog.