Wie houdt IS-strijders verantwoordelijk voor hun daden? Hoe worden oorlogsmisdadigers berecht als het rechtssysteem ontwricht is in hun eigen land? En kun je rebellen die tegen de staat vechten, berechten via de conventies die juist deze staat heeft ondertekend? In een tijd waar oorlogen vaak niet door staten, maar door bevolkingsgroepen worden gevoerd, staat het internationale rechtssysteem onder druk.
In de jaren ‘90 brak er een burgeroorlog uit in de Democratische Republiek Congo. Ondanks het feit dat er inmiddels formeel vrede is gesloten, zijn plunderingen, burgerdoden en seksueel geweld nog steeds aan de orde van de dag in het oosten van Congo.[1] Veel van de daders zijn nooit vervolgd voor hun misdaden tijdens de burgeroorlog en volgens de niet-gouvernementele organisatie (NGO) International Crisis Group is hierdoor een situatie van straffeloosheid ontstaan die dit soort gedrag aanmoedigt. De organisatie roept de International Criminal Court (ICC) dan ook op om de daders te vervolgen op basis van oorlogsmisdaden, misdaden tegen de menselijkheid en in sommige gevallen zelfs genocide.[2]
Capaciteitsproblemen bij de ICC
Helaas heeft de ICC helemaal niet genoeg capaciteit om op grote schaal de schenders van het internationaal humanitair recht te veroordelen. Dat blijkt onder andere uit een rapport over de berechting van Congolese oorlogsmisdadigers door de ICC van ‘International Criminal Justice Today’ (ICJT).[3] Tijdens de uitgifte van het rapport waren er pas drie rechtszaken geweest tegen Congolese oorlogsmisdadigers, waarvan één leidde tot vrijspraak. In het rapport komt ICJT tot de volgende conclusie: ‘Not only did the prosecutions fall short of representing the full scale of the crimes committed in the DRC, but the persons most responsible were not targeted.’[4]
Dit is een probleem dat niet alleen in Congo speelt. De afgelopen jaren hebben er een groot aantal intra-nationale conflicten plaatsgevonden. Denk aan de conflicten in Libië, Syrië en Oekraïne. Bij intra-nationale conflicten is er sprake van één of meer rebellengroepen die onderdeel zijn van het conflict. Intra-nationale conflicten zijn meestal langdurige conflicten die een hoog aantal burgerslachtoffers eisen. Vaak is er in intra-nationale conflicten sprake van asymmetrische oorlogsvoering waarbij de rebellen aanzienlijk minder sterk zijn dan de regeringslegers. Omdat rebellengroepen weinig kans hebben op een overwinning via conventionele oorlogsvoering, richten dit soort groepen hun aanvallen vaak op burgers.[5]
Het aanvallen van burgers is in strijd met één van de basisprincipes van het internationaal humanitair recht, namelijk het principe van distinction: “This principle obliges ‘Parties to a conflict’ (i.e. the warring parties, whether states or non-state armed groups) to target only military objectives and not the civilian population or individual civilians or civilian objects (e.g. homes, schools, and hospitals).”[6] Dit soort militaire acties vergen rechtelijke vervolging, maar de ICC heeft een beperkte capaciteit om dit soort gevallen te behandelen en daardoor worden veel schenders van internationaal humanitair recht helemaal niet veroordeeld.
Veel schenders van internationaal humanitair recht worden helemaal niet veroordeeld.
De overwinnaars blijven onbestraft
Natuurlijk kunnen rebellen naast het ICC ook via lokale rechtbanken worden aangeklaagd. Het ICC is immers bedoeld als aanvulling op – en niet ter vervanging van – het nationale rechtssysteem.[7] In veel gevallen van intra-nationaal conflict is de staat alleen zo verzwakt dat deze zijn basisverantwoordelijkheden niet langer kan uitvoeren. Dit betekent in de praktijk vaak dat er helemaal geen capaciteit is om rebellen op te sporen en te berechten op basis van hun misdaden. Ook zijn er gevallen waarbij rebellengroepen in een bepaald territorium vrijwel alle taken van de staat hebben overgenomen. Ondanks dat zij geen officiële staten zijn, leveren zij wel diensten en publieke goederen die normaal door de staat worden geleverd.[8] In dit geval kan het ook voorkomen dat de rebellen het gehele rechtssysteem hebben overgenomen. Bovendien sluit terechtstelling via nationale rechtssystemen vaak uit dat de winnaars van het intra-nationale conflict worden vervolgd voor oorlogsmisdaden.[9]
Terechtstelling via nationale rechtssystemen sluit vaak uit dat winnaars van conflicten worden vervolg voor oorlogsmisdaden.
Gewone misdaad of oorlogsmisdaad?
Daarnaast is het niet altijd even duidelijk wanneer er sprake is van schending van het internationaal humanitair recht door niet-statelijke actoren. Conflicten laten zich niet makkelijk categoriseren en ook het aanduiden van het begin en het einde van een conflict kan problematisch zijn.[10] Hierdoor is het moeilijk om onderscheid te maken tussen gewone misdaden in onrustige tijden en oorlogsmisdaden. Ook kan het lastig zijn om alle verschillende partijen in een conflict te onderscheiden, omdat de samenstelling van de partijen tijdens het conflict kan veranderen. Hierdoor blijkt het vaak onmogelijk om rebellen verantwoordelijk te houden voor het schenden van internationaal humanitair recht.[11]
De jurisdictie van het internationaal humanitair recht is beperkt
Ook op het gebied van jurisdictie valt het één en ander te betwisten. Het internationaal humanitair recht vindt zijn oorsprong in multilaterale verdragen tussen staten. Het is dan ook niet verwonderlijk dat de opkomst van intra-nationale conflicten, waarbij ook niet-statelijke actoren een rol spelen, het internationaal humanitair recht op de proef stellen. Een belangrijke vraag hierbij is of niet-statelijke actoren juridisch gezien verantwoordelijk kunnen worden gehouden voor het schenden van wetten die zij zelf nooit ondertekend hebben.
Cedric Ryngaert, hoogleraar internationaal recht, is er van overtuigd dat de bereidwilligheid van actoren om zich aan internationale verdragen te houden sterk afhangt van de mate waarin de actor het gevoel heeft dat hij zelf heeft bijgedragen aan de totstandkoming van het verdrag.[12] Ook geeft hij aan dat het internationaal humanitair recht alleen toepasbaar is op individuen binnen de niet-statelijke actor en niet op de groep zelf.[13]
Volgens Ryngaert is dit een probleem, omdat het aanpakken van individuen niet per se het gedrag van de hele groep verandert. De invloed van groepsdynamiek en politieke ideologie op de schenders van internationaal humanitair recht wordt hierdoor gebagatelliseerd. Door echter de gehele groep verantwoordelijk te houden, worden alle leden collectief veroordeeld voor de daden van de groep en de eventuele reparatiekosten hiervan.[14] Kortom, het juridisch verantwoordelijk houden van niet-statelijke actoren voor het schenden van internationaal humanitair recht is dus helemaal niet vanzelfsprekend.
Voorkomen is beter dan genezen
Een manier om niet-statelijke actoren te binden aan het internationaal humanitair recht, is het inzetten van NGO’s. Zo dragen in Congo bijvoorbeeld zowel het Rode Kruis als Geneva Call actief bij aan het verspreiden van het internationaal humanitair recht onder niet-statelijke actoren. Dit doen zij door in gesprek te gaan met rebellengroepen, hen uitleg te geven van het internationaal humanitair recht en hen bewust te maken van de voordelen die deze internationale regels kunnen opleveren in de strijd. Het Rode Kruis doet dit al decennia lang en handelt vanuit een internationaal mandaat dat is vastgelegd in de Geneefse Conventies. Geneva Call is een relatief jonge organisatie, die enorme vooruitgang boekt in het verspreiden van internationaal humanitair recht over de hele wereld. In het ideale geval eindigen hun inspanningen in een mondelinge of schriftelijke toezegging van rebellen om zich aan bepaalde internationale conventies te houden.
Een manier om niet-statelijke actoren te binden aan het internationaal humanitair recht, is het inzetten van NGO’s.
Kortom, het internationaal humanitair recht schiet in de huidige situatie ernstig tekort. Niet alleen heeft het ICC een enorm tekort aan capaciteit, maar ook lokale rechtbanken blijken geen oplossing te bieden voor het berechten van oorlogsmisdadigers. Bovendien is het moeilijk om te bepalen wie een gewone misdadiger is en wie onder de noemer oorlogsmisdadiger valt. Ten slotte valt het te betwisten of niet-statelijke actoren onder de jurisdictie van het internationaal humanitair recht vallen. Opvallend genoeg zijn het op dit moment NGO’s die de belangrijkste rol te spelen in het verspreiden van het internationaal humanitair recht door rebellengroepen actief te betrekken bij het ondertekenen van verdragen en conventies. Toch vraag ik me af in hoeverre deze aanpak effectief is in het geval van IS.
[1] ‘Renewed Crisis in North Kivu’, Human Rights Watch, (versie: 23-10-2007) http://www.hrw.org/en/node/10625/section/8 (10-12-2014).
[2] Grignon, ‘Rape as Weapon of War in Congo’.
[3] M. Laborde-Barbanegre en R. Cassehgari, ‘Reflections on ICC Jurispudence Regarding the Democratic Republic of the Congo.’ International Criminal Justice Today (September 2014) https://ictj.org/sites/default/files/ICTJ-Briefing-DRC-ICCReflections-2014.pdf (10-12-2014), 5.
[4] Laborde-Barbanegre en Cassehgari, ‘Reflections on ICC Jurispudence Regarding the Democratic Republic of the Congo,’ 4.
[5] M. Schmitt ‘The Vanishing Law of War’, Harvard International Review 9 (2009) 64-68, 66.
[6] ‘International Humanitarian Law’ Geneva Academy of International Law and Human Rights, http://www.geneva-academy.ch/RULAC/print.php?page=6 (08-01-2015).
[7] Laborde-Barbanegre en Cassehgari, ‘Reflections on ICC Jurispudence Regarding the Democratic Republic of the Congo’, 2.
[8] R. Dudai en K. McEvoy, ‘Thinking critically about armed groups and human rights praxis’, Journal of Human Rights Practice (4) 1-29, 15.
[9] W. A. Schabas, ‘Punishment of Non-State Actors in Non-International Armed Conflict’, Fordham International Law Journal 26 (2002) 907-933, 918.
[10] R. Dudai en McEvoy ‘Thinking critically about Armed Groups and Human Right Praxis’, Journal of Human Rights Practice 6 (2014) 1-29, 6-7.
[11] Dudai en McEvoy ‘Thinking critically about Armed Groups and Human Right Praxis’, 6-7.
[12] C. J. Ryngaert, ‘Non-State Actors in International Humanitarian Law’, in: Jean d’Aspremont (ed.) Participants in the International Legal System: Multiple perspectives on non-state actors in international law, (New York 2011), 284-294, 288.
[13] J. D’Apremont en C. Ryngaert, ‘Washington Conference (2014): Non State Actors’, International Law Association, http://www.ila-hq.org/en/committees/index.cfm/cid/1023 (17-12-2014), 9.
[14] D’Apremont en Ryngaert, ‘Washington Conference (2014)’, 9.
Reacties