Globalisering is een kernbegrip in het politiek debat. Migratie, ongelijkheid of technologische innovatie: het G-woord is nooit ver weg. Door de komst van luchtvaart, internet en internationale instituties leven we in een global village en is de wereld ‘plat‘ geworden. Na de bejubeling van het globaliseringsproces in de vroege jaren van deze eeuw, zijn het de laatste jaren vooral de donkere kanten van globalisering die aandacht krijgen. Vrijhandel doet banen verdwijnen, kapitaal ontsnapt via creatieve constructies aan machteloze overheden, verre bedrijven oogsten op grote schaal onze data, en door de globalisering voortgestuwde migratiestromen destabiliseren lokale gemeenschappen.

 

Of je nu een fan bent van globalisering of niet, het begrip structureert in belangrijke mate de kaders van het politieke debat. Vrijwel iedere politieke partij verhoudt zich tot globalisering en vrijwel elk politiek dossier wordt er op een of andere manier aan gekoppeld. Journalisten en academici grijpen naar het begrip om hedendaagse ontwikkelingen te doorgronden, en politici gebruiken het begrip om hun keuzes te onderbouwen. Globalisering wordt hierbij begrepen als een onvermijdelijke trend of ontwikkeling, en het is deze interpretatie van het begrip die het politieke debat versmalt en beperkt. Zoals later in dit artikel wordt beschreven, zorgt de onvermijdelijkheid van globalisering voor valse tegenstellingen tussen bijvoorbeeld ‘nationalisten en kosmopolieten’, of ‘winnaars en verliezers’ van globalisering.

 

Om de rol van globalisering in het politieke debat beter te begrijpen, zal in dit artikel de geschiedenis van het globaliseringsdenken onder de loep genomen worden. Door te kijken naar hoe het publieke denken over geografische ruimte zich door de eeuwen heen heeft ontwikkeld, krijgen we inzicht in de manier waarop globalisering zo’n bepalende rol heeft gekregen in de politiek van vandaag.

 

Globalisering als historisch begrip

De alomtegenwoordigheid van het begrip ‘globalisering’ in het politiek debat is geenszins vanzelfsprekend. Globalisering is namelijk een begrip met een geschiedenis. Het begrip wordt vaak uitgelegd als slechts een neutrale beschrijving van materiële processen zoals technologische vooruitgang en economische integratie. In plaats daarvan is het, in de woorden van Reinhart Koselleck, grondlegger van de begripsgeschiedenis, zowel een factor in, als een indicator van historische verandering. Met andere woorden, het begrip ‘globalisering’ bepaalt onze blik op de wereld. Allereerst beschrijft het de wereld als één ruimte. Deze mondiale ruimte is, vanuit het denkkader van globalisering, onderverdeeld in meerdere lagen: lokaal, nationaal en mondiaal. De mondiale ruimte wordt gekenmerkt door ontwikkelingen die de volledige ruimte omspannen. Daarnaast wordt deze mondiale ruimte beschouwd als zowel een externe realiteit (“de wereld om ons heen”) als een realiteit waarmee “we” sterk verbonden zijn.

 

Zo introduceerde ‘buitenland’ een nieuwe manier van denken, …, die het
latere spreken over globalisering in het Nederlandse taalgebied mogelijk maakte.

Deze aspecten vloeiden voort uit veranderingen in het denken over ruimte en deze transformaties vonden voor een belangrijk deel plaats in de negentiende eeuw. Aan het begin van deze eeuw was er namelijk nog geen besef van een mondiale ruimte. Het begrip ‘wereld’ werd uitsluitend gebruikt in een religieuze context.1 Vanaf de Middeleeuwen werd ruimte in Europa gezien als een mozaïek van steden en omliggend platteland. Daarnaast bepaalden bijvoorbeeld ideeën over een christelijk Europa hoe samenlevingen zichzelf in ruimtelijke zin zagen. Later, vanaf de zeventiende en achttiende eeuw, neemt de natiestaat een belangrijke plek in op de mentale landkaart van de Europeaan.2 Pas halverwege de negentiende eeuw ontstaat het idee van de bovengenoemde ruimtelijke lagen. Het was dus tot anderhalve eeuw geleden niet mogelijk te denken in termen van globalisering, omdat het idee van een verbonden wereld nog niet behoorde tot het vocabulaire van Westerse samenlevingen.

 

Buitenland

Hoe en waarom voltrokken deze transformaties zich in de negentiende eeuw? Wat de Nederlandse taal betreft, ligt een antwoord op deze vragen verscholen in de geschiedenis van het begrip ‘buitenland’. In de negentiende eeuw verschijnt dit begrip in het publieke vocabulaire. Waar met ‘buitenland’ eerder nog het land achter de dijk aangeduid werd, wordt vanaf halverwege de negentiende eeuw het begrip vaker gebruikt als verzamelnaam voor de landen buiten het onze. Zo introduceerde deze nieuwe conceptie van ‘buitenland’ een nieuwe manier van denken, één die uitgaat van een eenvormige buitenwereld, die zowel op afstand staat als nauw verbonden is met ‘het binnenland‘; een manier van denken die het latere spreken over globalisering in het Nederlandse taalgebied mogelijk maakte.

 

Om de geschiedenis van de term ‘buitenland’ in kaart te brengen, is een combinatie van methoden uit de begripsgeschiedenis en computationele taalkunde toegepast op een omvangrijk corpus van negentiende-eeuwse kranten. Juist vanwege de ogenschijnlijke alledaagsheid van het begrip “buitenland” loont het om vanaf een afstand naar teksten te kijken en met behulp van digitale methoden patronen en veranderingen te ontwaren. Dit kan allereerst door het simpelweg tellen van woorden. De frequentie van een woord zegt echter weinig over betekenis. Om deze reden wordt frequentie-analyse gecombineerd met het zogenaamde vector space modelling. Hierbij worden taalmodellen getraind die op basis van de context van een woord in staat zijn verwante termen op te sporen. Door taalmodellen te trainen op krantenartikelen uit verschillende tijdvakken, kunnen veranderingen in de betekenis van een woord geconstateerd worden.

 

De oorsprong van “het buitenland” als een enkelvoudige verwijzing naar de landen om ons heen ligt in de toenemende complexiteit van zaken die als “buitenlandsch” werden aangemerkt. In de vroege negentiende eeuw werd het bijvoeglijk naamwoord op slechts een klein aantal diplomatieke zaken toegepast. Vanaf ongeveer 1830 werden echter steeds meer zaken beschreven als afkomstig uit het buitenland. Wat volgde is de geboorte van wat begripshistorici een collective singular noemen: een begrip dat een toenemende complexiteit van ervaring verzamelt en beschrijft.3 Op de groeiende complexiteit van buitenlandse zaken volgde dus het toenemend gebruik van “het buitenland”. Steeds vaker werden politieke zaken gelokaliseerd “in het buitenland” en werden kooplieden en migranten aangeduid als afkomstig “uit het buitenland” (zie afbeelding 1). Waar buitenlands nieuws eerder per land werd gecategoriseerd, verschijnen vanaf 1850 koppen als “Nieuws uit het Buitenland” en “Algemeen Buitenlandsch Nieuws”.4

Afbeelding 1: De relatieve frequentie van de bigram ‘het buitenland’ 1815-1914.

 

De Grote Boze Buitenwereld

Het ontstaan van ‘buitenland’ als ruimtelijke categorie ging gepaard met de hechting van verschillende associaties en betekenissen aan het begrip. Ten eerste was het buitenland zoals beschreven in negentiende-eeuwse kranten intrinsiek groot. Met name in Nederland werd het grote en overweldigende buitenland vaak afgezet tegen “ons kleine landje”. Een idee dat al vanaf het einde van de Tachtigjarige Oorlog opduikt, maar in de negentiende eeuw gecombineerd werd met een algemeen ‘buitenland‘, in plaats van een bedreigend Spanje of een overmachtig Engeland.5 Krantenartikelen geven blijk van een diep ingebakken calimerocomplex. “Ons kleine landje” werd recht tegenover de overweldigende ruimte van het buitenland geplaatst. Dat hoefde lang niet altijd negatief te zijn. De inmiddels vergane SNS-slogan “groot geworden door klein te blijven” werd al gretig gebruikt door negentiende-eeuwse Nederlanders. Tegenover die grote boze buitenwereld hielden de Nederlanders zich, in hun eigen optiek, maar mooi staande.

 

Behalve dat de perceptie van schaal veranderde, werd het buitenland ook een zaak van afstand. Enerzijds komt halverwege de negentiende eeuw het buitenland dichterbij. Woorden als “verbinden” en “overbruggen” duiken vaker op in de directe context van “buitenland”, evenals woordcombinaties als “met het buitenland”.6 Anderzijds zorgen natievorming en kolonialisme voor een grotere culturele afstand tussen het buitenland en het “thuisland”. Waar de trein en telegraaf de fysieke afstand verminderden, zorgden nationalisme en beschavingsdenken voor nieuwe scheidslijnen tussen Europeanen en “barbaren”, Nederlanders en “inboorlingen” en “ingezetenen” en “vreemdelingen”.

 

Globalisering is dan een voldongen feit; een onontkoombaar
proces dat we in het beste geval nog een beetje kunnen bijsturen.

Eigenschappen als schaal en afstand wijzen al op de negatieve connotaties die zich hechtten aan het begrip ‘buitenland’. Deze manifesteren zich in de negentiende eeuw in een derde semantische eigenschap: instabiliteit. Door de popularisering van tegenstellingen tussen het buitenland en het binnenland (of de eigen natie), de voorstelling van het buitenland als overweldigend groot, dichtbij, maar ook ver weg, werd de buitenlandse ruimte in toenemende mate gezien als een ruimte die in beweging was.7 Tegenover de stabiliteit van het thuisland, stond de beweging en drift van het buitenland. Uiteraard spelen hier veel oudere denkpatronen een grote rol. Dat wat onbekend is, is immers altijd potentieel veranderlijk, vooral vergeleken met de bekende ruimte. In de negentiende eeuw zijn deze denkpatronen aangevuld met een ruimtelijke dimensie. Het is dan ook deze semantische eigenschap die de basis legde voor ons huidige denken over een “snel globaliserende wereld” en de constante drang naar grip op globalisering. Neem bijvoorbeeld het migratiedebat, dat al sinds jaar en dag gedomineerd wordt door de angst voor ongelimiteerde en ongecontroleerde migratie vanuit het buitenland.

 

De contingentie van globalisering

Afbeelding 2: De buitenlandpagina van het Algemeen Handelsblad in 1882

 

Spreken van een mondiale ruimte is dus niet mogelijk zonder de identificatie van een eenvormige ruimte buiten (of boven) de natiestaat. De geboorte van het buitenland in de negentiende eeuw en de hechting van betekenissen en associaties aan het begrip laten zien hoe het Nederlandse denken over internationale ruimte en globalisering historisch gevormd is. Beide zaken zijn niet louter beschrijvingen van een werkelijkheid; ze zijn ook het product van ideeënvorming in het verleden.

 

Kortom, globalisering zit tussen de oren. Deze conclusie is belangrijk, omdat het begrip in het hedendaags debat vaak contraproductief gebruikt wordt. Globalisering is steeds meer een onomkeerbare ‘trend’ geworden, net zoals bijvoorbeeld digitalisering of polarisering. Globalisering is dan een voldongen feit; een onontkoombaar proces dat we in het beste geval nog een beetje kunnen bijsturen. Politieke posities worden beperkt tot óf het omarmen van de trend óf het verzet tegen de trend. Zo blijven politici grijpen naar clichématige scheidingen tussen ‘kosmopolieten en nationalisten’ of de ’winnaars en verliezers‘ van globalisering. Dit soort tweedelingen leiden tot onzinnige keuzes voor een van beide groepen, terwijl de maatschappelijke realiteit niet beperkt kan worden tot winnaars en verliezers.

 

Ten slotte wordt globalisering in de taal van ongeïnspireerde politici en tirannieke trendwatchers uitgeroepen tot een historische actor. Het is “de globalisering” die banen doet verdwijnen en migranten naar Europa drijft. Dit gaat voorbij aan het feit dat de processen die we scharen onder globalisering diep politiek zijn. Staten gaan vrijhandelsverdragen aan, kapitaal wordt door schimmige belastingkantoren omgeleid onder toeziend oog van liberale overheden en Syriërs vluchten voor een door het Westen bevoorraadde oorlog. Spreken van globalisering ontdoet deze ontwikkelingen van hun politieke natuur en ontslaat de voornaamste actoren in economische en technologische integratie van hun politieke verantwoordelijkheid.

Referenties

1 Jordheim, H., and Sandmo, E., Conceptualizing the World: An Exploration across Disciplines, (Berghahn Books, 2018).

2 Jonsson, C., and Tornqvist, G., Organizing European Space (SAGE, 2000).

3 Koselleck, R., Futures Past: On the Semantics of Historical Time (Columbia University Press, 2004), 35.

4 Ros, R., “The Birth of the Foreign. A Digital Conceptual History of Buitenland in Dutch Newspapers 1815-1914” (MA, Utrecht, Utrecht University, 2019), 36.

5 Ros, “The Birth of the Foreign, 82-89.

6 Ros, “The Birth of the Foreign, 90.

7 Ros, “The Birth of the Foreign, 101.

Afbeeldingen

Omslagfoto: illustratie door Thom Hamer: schets op basis van ‘Vergezicht over de uiterwaarden van een rivier. Jan van Goyen.

Afbeelding 1: Ros, R., “The Birth of the Foreign. A Digital Conceptual History of Buitenland in Dutch Newspapers 1815-1914” (MA, Utrecht, Utrecht University, 2019).

Afbeelding 2: Algemeen Handelsblad, 5 september 1882.

Ruben Ros (1995) is historicus en werkzaam als promovendus aan het Centre for Contemporary & Digital History in Luxemburg. In 2019 rondde hij de onderzoeksmaster Geschiedenis af aan de Universiteit Utrecht. Zijn onderzoek richt zich op begripsgeschiedenis en computationele methoden. Het bovenstaande artikel is gebaseerd op Rubens masterscriptie die zich richtte op de geschiedenis van het begrip “buitenland”. De scriptie werd tweede bij de Volkskrant-IISG Scriptieprijs.