Het vraagstuk rond de waarde van kunst is zo oud als de weg naar Rome. Toch lijkt de vraag tegenwoordig relevanter dan ooit te voren. De kredietcrisis heeft voor een herverdeling van de financiële middelen gezorgd, waarbij de culturele sector aan het kortste eind heeft getrokken. In de moderne westerse samenleving lijkt de waarde van kunst op het eerste gezicht dan ook moeilijk te verdedigen. Wanneer we inzoomen op de onderliggende problematiek van de moderne samenleving, openbaart zich een veel fundamentelere crisis. Een crisis die gaat over een neoliberale samenleving die een nieuw menstype heeft voortgebracht dat steeds minder in contact komt te staan met zijn intrinsieke zelf: de homo economicus. In het kader van deze problematiek komt de waarde van kunst in een heel ander daglicht te staan.

 

 Onder de invloed van bijvoorbeeld sociale media, internet en tv is kunst opgelost in een mengelmoes van populaire cultuur. De markt en het publiek zijn onontwarbaar vervlochten.

De crisis van de moderne westerse samenleving

Veel wetenschappelijke stukken over de waarde van kunst zijn gestoeld op de cruciale veranderingen waaraan onze moderne samenleving onderhevig is. Vaak wordt er een al dan niet nog steeds voortdurende crisis geschetst die de fundamenten van onze maatschappij onomkeerbaar heeft beïnvloed. Er wordt gesteld dat het grootste probleem in de moderne samenleving niet voortkomt uit de veelbesproken kredietcrisis, maar uit de neoliberale hegemonie van het kapitalisme.

 

Cultuurfilosoof René Boomkens spreekt over een tweede ontaarding van de kunsten. Volgens Boomkens bevinden kunst en cultuur zich in ‘een paradoxale houdgreep van neoliberale onteigening en populistische fantasieën van ontaarding.’[1] De paradox zit hem in het feit dat enerzijds het publiek steeds meer centraal wordt gesteld wanneer het gaat om kunst en cultuur, maar anderzijds de publieke sfeer steeds meer een afspiegeling van de markt is geworden. Onder de invloed van bijvoorbeeld sociale media, internet en tv is kunst opgelost in een mengelmoes van populaire cultuur. De markt en het publiek zijn onontwarbaar vervlochten. De artistieke droom van bewegingen als De Stijl en Bauhaus dat kunst en samenleving zouden versmelten is inmiddels verwezenlijkt. Dit vindt alleen geen weerslag in de maatschappelijke orde. Boomkens betoogt dat de maatschappelijke bodem onder de autonomie van de kunsten is weggevallen.

 

Het postfordisme heeft een kapitalistische hegemonie gecreëerd. Een contra-hegemonie moet volgens Mouffe teweeg worden gebracht in de culturele sector.

Ook politicologe Chantal Mouffe spreekt over de overgang van fordisme naar postfordisme.[2] Zij benoemt een soortgelijke crisis als Boomkens, namelijk die van een neoliberale hegemonie die de kunsten beïnvloedt.[3] Ze concludeert haar verhaal met het aanstippen van de noodzakelijkheid van een contra-hegemonie tegen de neoliberale overmacht.[4] Deze hegemonie moet volgens Mouffe teweeg worden gebracht in de culturele sector. Kunst is dus het alternatief voor de huidige status quo die het kapitalisme heeft voortgebracht. Het postfordisme heeft een kapitalistische hegemonie gecreëerd. Dit nieuwe resultaatgerichte regime van het kapitaal beroept zich op controle, evaluatie en beloning. Hoe lang nog blijft de moderne samenleving dit kapitalistische pad bewandelen?

 

Suicide of the soul

Filosofe Martha Nussbaum spreekt over het belang van de kunst voor democratie. Zij stelt dat onze moderne samenleving niet zou kunnen voortbestaan zonder kunst. Het is voor een democratie belangrijk dat burgers voor zichzelf kunnen denken en hun eigen cultuur kritisch kunnen bekijken. Het is belangrijk dat ze in het bezit zijn van een zogenaamde narrative imagination[5]. Nussbaum stelt dat er in het huidige systeem grof gezegd sprake is van suicide of the soul.[6] Ze beschrijft een clash of civilizations binnenin het individu, waarbij ze hebzucht en narcisme tegenover respect en belangstelling plaatst. Moderne samenlevingen verliezen volgens Nussbaum de strijd van hebzucht en narcisme, omdat ze falen om te zorgen dat er een respectvolle cultuur ontstaat en zo voeden zij de krachten die voor ontmenselijking zorgen.[7]

 

Wat is die ziel en hoe zijn we hem kwijt geraakt?

De crisis waarin de culturele sector verkeert is dus terug te leiden tot een veel dieperliggend probleem. Een probleem dat gaat over onvrede met een systeem, een neoliberaal systeem. Het lijkt ervoor te hebben gezorgd dat we steeds verder van ons innerlijke intrinsieke zelf af zijn komen te staan. Steeds verder van onze ziel vandaan. Hoe bereiken we die ziel opnieuw? Wat is die ziel en hoe zijn we hem kwijt geraakt? Hoe heeft deze suicide of the soul, zoals Nussbaum het verwoordt, plaats kunnen vinden?

 

Het belang van het heroveren van de ziel

De ziel: je kunt er op trappen, hem aan de duivel verkopen of er je mate van geluk mee uitdrukken. De ziel is cultureel verankerd in onze taal en onlosmakelijk verbonden met existentie. Joke J. Hermsen is een hedendaagse filosofe die veel geschreven heeft over de ziel en onze moderne kloktijd. De westerse filosofie durft na de Verlichting eigenlijk amper over de ziel te spreken of te schrijven.[8] De ziel was iets wat we niet met onze zintuigen waar konden nemen. Maar dat was nu juist het vertrekpunt van de Verlichting: de waarneming als grondslag voor de waarheid. Aan het einde van de 19e eeuw veranderde Nietzsche daar iets aan. Hij zette de ziel weer op de filosofische agenda. Nietzsche ontdeed de ziel van de religieuze aspecten die het christendom haar toebedeeld had. Hij noemde het ‘een ragfijn weefsel van hartstochten en innerlijke driften.’[9]

 

Al die zaken die aan de stress van de moderne tijd verbonden zijn, staan haaks op de ziel. Vanuit deze bezinning, het even uitchecken uit de moderne tijd, kunnen we de ziel weer gaan ervaren.

Hermsen stelt dat de ziel als innerlijke resonantieruimte, als ragfijn weefsel van hartstochten en innerlijke driften, ligt ingebed in een andere kloktijd dan de tijd die nu ons leven zo beheerst. Zeker in onze moderne samenleving is het juist die kloktijd, die ons een gebrek aan tijd oplevert, ons op de hielen zit, ons opjaagt en voor allerlei stress zorgt.[10] Al die zaken die aan de stress van de moderne tijd verbonden zijn, staan haaks op de ziel. Om deze ziel opnieuw te kunnen ervaren, een bezielde ervaring te hebben en inspiratie te krijgen, moet men een soort time-out nemen. Vanuit deze bezinning, het even uitchecken uit de moderne tijd, kunnen we de ziel weer gaan ervaren.[11] Als we massaal niet meer toekomen aan die ervaring van bezieling en reflectie op ons innerlijk, als we het belang van de ziel weghonen en alleen nog maar bezig zijn met materialistische zaken, dan dreigt er een belangrijk onderdeel van onze menselijkheid op het spel te komen staan.[12]

 

De kunsten als balans voor de samenleving

Er lijkt een wanverhouding te bestaan tussen de verschillende belangen die onze identiteit voeden. Men is in de ban van het kapitalisme, waardoor we afstevenen op een ontmenselijking van de samenleving. De enige manier waarop we volgens Hermsen weer terug kunnen komen in balans, is door onze innerlijke ziel te voeden. Dit doen we door bezinning: even uitchecken uit de moderne tijd.

 

Om ontmenselijking van de moderne samenleving te voorkomen, zal de innerlijke ziel gevoed moeten worden. In het bereiken van deze bezinning speelt kunst een cruciale rol.

Het blijkt dus dat het grootste probleem in de moderne samenleving niet voortkomt uit de kredietcrisis, maar uit de neoliberale hegemonie van het kapitalisme. Deze hegemonie heeft een nieuwe mens voortgebracht: de homo economicus. Dit menstype is in beginne een economisch wezen, gericht op de bevrediging van eigen behoeften op efficiënte en rationele wijze.[13] Binnen dit menstype is er geen ruimte voor ervaring van bezieling, empathie en reflectie op het innerlijk. Het vormen van een kritische persoonlijkheid gaat volgens schrijver Jeremy Rifkin juist samen met het creëren van empathie.[14] Rifkin spreekt over een nieuw menstype dat aan de horizon gloort: de homo emphaticus. Dit menstype draait niet om winstmaximalisering en de bevrediging van de eigen behoefte, maar overstijgt in zijn acties het eigenbelang.[15] De homo emphaticus realiseert zich dat men het verst komt met samenwerking.

 

De clash of civilizations die volgens Nussbaum binnen het individu plaatsvindt, de strijd van hebzucht en narcisme tegen respect en belangstelling, weerspiegelt de strijd tussen de homo economicus en de homo empathicus. Om ontmenselijking van de moderne samenleving te voorkomen, zal de innerlijke ziel gevoed moeten worden. In het bereiken van deze bezinning speelt kunst een cruciale rol. Kunst heeft de kracht om ons te bevrijden van het kapitalistische keurslijf van de moderne tijd. Het aanschouwen van een kunstwerk of voorstelling zorgt ervoor dat men in een persoonlijke ervaring van tijd terecht komt, die minder rusteloos maakt en aanspoort tot reflectie en bezinning.[16] Dientengevolge is de maatschappelijke waarde van kunst dat het de mens ontwikkelt tot een kritisch, empathisch, bezield individu: de homo empathicus. Op deze manier voorkomt het de verdere ontmenselijking van de moderne samenleving.

 

Referenties

[1] Renee Boomkens, “De ontaarding van de kunst. Over het kunstwerk in het tijdperk van zijn neoliberale onteigening,” Krisis, Issue 2, (2011): 50.

 

[2] Het fordisme ontleent zijn naam aan de Amerikaanse industrieel Henry Ford. Met de lopende bandproductie introduceerde het bedrijf een nieuwe productiestandaard. Het fordisme verwijst naar verschillende theorieën over deze nieuwe manier van werkorganisatie en markeert de start van de industriële economie en de consumptiemaatschappij. Het postfordisme verwijst naar de periode na het fordisme, waar de maatschappij evolueerde van industriële economie naar diensteneconomie.

 

[3] Met neoliberale hegemonie bedoelt Mouffe het overwicht in de maatschappij van een economisch systeem dat gebaseerd is op winstmaximalisatie.

 

[4] Chantal Mouffe, “Institutions as sites of agonistic intervention,” In Institutional Attitudes: Instituting Art in a Flat World, edited by Pascal Gielen. (Amsterdam: Valiz, 2013), 64

 

[5] Martha Nussbaum definieert de narrative imagination als: the ability to be an intelligent reader of another person’s story. Dit vermogen is volgens Nussbaum gerelateerd aan het zijn van een democratische en gecultiveerde wereldburger, iemand die de levens van anderen begrijpt.

 

[6] Chantal Mouffe, “Institutions as sites of agonistic intervention,” 64

 

[7] “Lezing: Not for profit. Why democracy needs the humanities.”

 

[8] Ibidem.

[9] “Stil even. Over kunst en bezieling (fragment),” Joke J. Hermsen, Geraadpleegd op 23 oktober, 2015, http://www.georgemeertens.com/teksten.html.

 

[10] Hermsen, Windstilte van de ziel.

 

[11] Ibidem.

 

[12] Ibidem.

 

[13] “Homo Economicus,” Geraadpleegd op 26 oktober, 2015, http://www.investopedia.com/terms/h/homoeconomicus.asp.

 

[14] “The Empathic Civilization: We Are Homo-Empathicus.” Geraadpleegd op 26 oktober, 2015. http://www.kindredmedia.org/2013/12/10020/.

 

[15] Ibidem.

 

[16] “Stil even. Over kunst en bezieling (fragment).”

 

Afbeelding: La Danse (II), Henri Matisse, 1910.

Merel Hoogland

Een romanticus met hands-on mentaliteit. Merel heeft de bachelor Algemene Cultuurwetenschappen gedaan aan de Universiteit van Amsterdam en is nu bezig met de master Kunstbeleid- en Management aan de Universiteit Utrecht. Ze is breed geïnteresseerd op het gebied van kunst en cultuur, maar vind vooral interdisciplinaire projecten interessant (filosofie/kunst, ondernemerschap/kunst, religie/kunst).